Kiest de Europese Unie voor meer protectionisme? 

In de laatste twee decennia was de Europese Unie heel succesvol op het vlak van het afsluiten van handelsakkoorden met landen buiten de EU. Zo sloot ze handelsakkoorden af met Chili, Egypte, Georgië, Israel, Japan, Mexico, Zuid-Korea, Oekraïne, Singapore, Canada, Zuid-Afrika en Vietnam. Sommige van die akkoorden traden nog maar voorlopig en deels in werking, maar dat de EU hier heel wat succes boekte, mogelijks meer dan op vlak van het verder vrijmaken van de handel binnen de EU, valt niet te ontkennen.

De laatste jaren stokt het echter. Het begon al met het falen van “TTIP” in 2016, een beoogd groot handelsakkoord met de V.S. Met het Zuid-Amerikaanse handelsblok Mercosur in 2019 en met China in 2020 bereikte de Europese Unie later wel nog een handelsakkoord – met China gaat het over een al bij al beperkt investeringspact – maar de politieke tegenstand onder EU-lidstaten om dit te ratificeren blijkt bijzonder sterk, waarbij de Chinese sancties als vergelding voor EU-sancties ook niet echt helpen. Ook met het VK werd er een handelsakkoord bereikt eind verleden jaar, maar dat was dan echt wel nodig om de schade van Brexit te beperken. Ondertussen zijn de enige echte handelsonderhandelingen die de EU nog heeft lopen die met Australië en Nieuw-Zeeland. Voor dat eerste akkoord ziet het er ook niet goed uit nadat Australië besliste om een overeenkomst met Frankrijk over de aankoop van onderzeeërs op te breken. 

Een meer protectionistische koers 

Daarbovenop kondigde de Europese Commissie van Ursula von der Leyen een meer protectionistische koers aan. Dat gebeurde al in 2019, voor het uitbreken van de Coronacrisis, die het wereldwijde protectionisme een forse steun in de rug gaf. 

Hierbij legt de Commissie de focus op het opleggen van “anti-dumping maatregelen” wanneer handelspartners subsidies of “oneerlijke” prijzen hanteren, alsook een strikter toezicht op buitenlandse investeringen, in het bijzonder wanneer het een Chinese overheidsinvesteerder betreft. Voorts gaat het dan ook om forse supervisie van “big tech”, waarbij de Commissie enthousiast het wapen van mededingsbeleid inzet om grote techbedrijven met boetes te gaan bedreigen, waarbij “eerlijke concurrentie” niet altijd even duidelijk is gedefinieerd en nogal snel lijkt neer te komen op het aanpakken van meer succesvolle Amerikaanse concurrenten.

Milieu- en digitaal protectionisme

Een bijzonder belangrijke ontwikkeling is ook wat men Europees “milieuprotectionisme” kan noemen. Terwijl de Europese energieprijzen door het dak gaan, onder meer door de hoge compensaties die Europese ondernemingen dienen te betalen om CO2 uit te mogen stoten, via het Europese CO2- emissiehandelssysteem, werkt de Commissie aan een carbontaks die buitenlandse importeurs van bepaalde goederen zullen dienen te betalen. Dit zogenaamde “Carbon Border Adjustment Mechanism” (“CBAM”) lokt heel wat weerstand op bij de handelspartners van de EU en kan wel eens de regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) schenden. 

De sociaaldemocratische voorzitter van de handelscommissie van het Europees Parlement, Bernd Lange, waarschuwde daarom al dat het van groot belang is dat de EU hierover eerst een vergelijk vindt met de VS, “zodat dit niet eindigt in een WTO rechtszaak”. Ook andere handelspartners, zoals Rusland, zijn echter zeer bezorgd. Als reactie bereidt Rusland nu een eigen, gelijkaardige taks voor. Of hoe EU-protectionisme tot nog meer wereldwijd protectionisme leidt. Dat het effect van de Europese CBAM-importtaks op de vermindering van CO2 uiteindelijk miniem is, krijgt ook bijna geen aandacht.

Een gelijkaardig debat woedt momenteel over de “digitale taks” die de Europese Commissie maar niet wil opbergen, ook al maakte de Amerikaanse regering reeds een opening hier in het kader van de OESO-onderhandelingen daarover. Ooit, in het jaar 2000, stelde de EU zichzelf  “voor het komende decennium een nieuw strategisch doel”, namelijk “de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.” Nu is er vooral een obsessie tot belasten en beschermen. 

Handel onder voorwaarden

Daarbovenop wil de Europese Commissie handel gaan afhankelijk maken van het overnemen van allerlei EU-standaarden en regels, onder het mom dat “duurzaamheid nu de leidraad van het nieuwe handelsbeleid wordt”. Zaken zoals gedwongen tewerkstelling – wat een risico is inzake het EU-akkoord met China – kunnen natuurlijk niet, maar de vraag is of het opleggen van allerlei eigen voorkeuren wel zo redelijk is, zeker gezien het feit dat tegen 2024, 85 procent van het wereldwijde bbp tot stand zal komen buiten de EU. 

Op dat vlak gaat de Europese Commissie bijzonder agressief te werk tegen producenten van palmolie. Zo wil de Commissie wetgeving invoeren waarbij vlees, palmolie of andere producten die een link hebben met ontbossing de toegang tot de EU ontzegd wordt.  

Dat zo’n beperkingen lokale boeren in pakweg Brazilië er toe zullen aanzetten om over te schakelen naar alternatieven die soms niet al te koosjer zijn, is nogal evident. Onmiddellijk blijkt al hoe complex het is om zo’n zaken te gaan regelen vanuit Brussel. Zo zouden de Commissie-voorstellen de sojateelt slechts deels aanpakken, terwijl die in feite ook risico’s voor ontbossing met zich meebrengt, wat NGO’s er dan weer toe brengt om meteen ook maar de import van rubber en maïs te gaan verbieden. De vraag is waar het allemaal stopt.

Het probleem is vooral de nogal weinig subtiele aanpak. Enkele jaren geleden besliste de EU om het gebruik van palmolie voor brandstof geleidelijk aan te gaan verbieden, iets wat landen als Maleisië en Indonesië hard treft. Dit dus ondanks het feit dat 86% van de import van palmolie in de EU als duurzaam kan worden aangemerkt. Sommige milieu-organisaties, zoals WWF, zijn dan ook meer genuanceerd, en voeren campagne voor “duurzame palmolie”, erop wijzend dat dit in beide genoemde landen voor het inkomen van meer dan 4 miljoen mensen zorgt.

Het Europees landbouwbeleid

Die bezorgdheid over landgebruik is ver weg wanneer we een oog werpen op het Europees landbouwbeleid, waarbij de EU nog steeds een derde van de EU-langetermijnbegroting van 1.100 miljard euro uitgeeft aan de landbouwsector. Die gelden worden nog steeds vooral verdeeld op basis van het criterium om landbouwgrond in eigendom te hebben, waarbij 80% van het geld naar 20% van de ontvangers gaat. Grote industriële concerns dus, die het allicht ook al niet te erg vinden dat diezelfde EU die met belastinggeld intensieve landbouw in Europa subsidieert op basis van een zogenaamde bezorgdheid over niet duurzaam landgebruik imports door concurrenten van buiten de EU verbiedt. 

Tot slot vormt de Covidcrisis en de bezorgdheid om de eigen aanvoer van cruciale voorraden te gaan verzekeren een zoveelste excuus om protectionisme nog wat verder te gaan versterken. Uiteraard is het zo dat we bepaalde zaken beter onder controle houden, maar de ervaring leert dat economische liberalisering een economische sector net meer dynamisch maakt. Zo steeg de landbouwexport van Nieuw-Zeeland met maar liefst 39 procent over 7 jaar toen het land zijn protectionistisch beleid opgaf in de jaren ‘80. Met andere woorden: de Europese voedselzekerheid, vaak een argument voor protectionisme, komt net in gevaar door een te verregaande afscherming van de markt. Laat ons het bedenkelijke Europese landbouwprotectionisme dus niet gaan uitbreiden naar andere economische sectoren. 

(lb)

Meer