De hoge inflatie treft iedereen in zijn portefeuille, maar een onderzoek van de Nationale Bank van België (NBB) toont aan dat de armste gezinnen meer aan koopkracht moeten inboeten dan de rijkere gezinnen. Hoe komt dat?
Net zoals in de rest van de wereld moeten we in ons land het hoofd bieden aan een torenhoge inflatie. Het Belgische inflatiecijfer kwam in januari uit op 7,59 procent, het hoogste niveau sinds 1983. Niemand ontsnapt aan die gigantische geldontwaarding, maar uit een onderzoek van de NBB, waarover De Tijd bericht, blijkt dat de armste gezinnen zwaarder worden getroffen door de inflatie.
Verschillend spendeergedrag
Daar zijn verschillende verklaringen voor. Om te beginnen is het spendeergedrag van een gezin afhankelijk van het inkomen. Wie een hoog inkomen heeft, spendeert meer aan cultuur, vrije tijd, meubelen, kledij en horeca.
Armere gezinnen spenderen een groter deel van het beschikbare budget aan energie en huur. Een stijging van die kosten weegt dan ook zwaarder door voor hen. En laat het nu net de hoge energieprijzen zijn die de inflatie de hoogte injagen. Daardoor komt de gemiddelde prijsstijging voor het kwart armste gezinnen uit op 8,7 procent, tegenover 7 procent voor het kwart rijkste gezinnen.
Loonindexering
Ook de loonindexering vergroot de kloof tussen rijke en arme gezinnen. Lonen en uitkeringen stijgen procentueel mee met de oplopende winkelprijzen. Een inflatie van 8 procent doet een uitkering of een pensioen van 1.000 euro stijgen met 80 euro, terwijl wie 2.000 euro krijgt 160 euro per maand extra krijgt.
Tot slot merkt de NBB op dat voeding geen grote verschillen veroorzaakt tussen rijke en arme gezinnen. Het bedrag dat ze daaraan besteden, is in verhouding tot hun totale budget vrij consistent.
Uit een eerder onderzoek van de NBB bleek ook al dat de armste gezinnen de hoogste rente op een consumentenkrediet betalen. De meest vermogende gezinnen genieten dan weer van de aantrekkelijkste tarieven.
(am)