Key takeaways
- India dreigt met juridische stappen tegen Sotheby’s tenzij zij de verkoop van juwelen die verbonden zijn met Boeddha’s overblijfselen stopzetten.
- Het Ministerie van Cultuur beweert dat de verkoop Indiase en internationale wetten en VN-conventies schendt en staat erop dat de juwelen als heilige voorwerpen worden behandeld.
- Sotheby’s wordt beschuldigd van het bestendigen van koloniale uitbuiting door de verkoop, waarbij India een openbare verontschuldiging eist, volledige openbaarmaking van gegevens en dreigt met juridische procedures in India en Hong Kong.
India neemt een ferm standpunt in tegen Sotheby’s aankomende veiling van juwelen die gelinkt zijn aan Boeddha’s overblijfselen en dreigt met juridische stappen tenzij de verkoop wordt stopgezet en de artefacten worden teruggegeven aan India. Dat meldt de BBC. De veiling, die gepland staat voor woensdag, omvat edelstenen die meer dan een eeuw geleden samen met botfragmenten van Boeddha werden ontdekt. Het Indiase Ministerie van Cultuur beweert dat de verkoop zowel Indiase als internationale wetten en VN-conventies schendt en staat erop dat de juwelen als heilige voorwerpen worden behandeld.
- Dit standpunt heeft steun gekregen van boeddhisten en kunstgeleerden wereldwijd die de veiling veroordelen. Sotheby’s heeft nog geen publiekelijk commentaar gegeven op de zaak.
Opgraving uit 1898
Het ministerie deelde publiekelijk een brief aan Sotheby’s en Chris Peppé, de achterkleinzoon van William Claxton Peppé, de archeoloog die de relikwieën in 1898 opgroef. De brief beweert dat Peppé niet bevoegd is om de relikwieën te verkopen en beschuldigt Sotheby’s van het bestendigen van koloniale uitbuiting door de verkoop.
William Claxton Peppé, een Engelse landgoedbeheerder, groef een stoepa op met relikwieën die bijna twee millennia geleden werden beschreven en gewijd. Zijn ontdekking omvatte bijna 1.800 edelstenen, waaronder robijnen, topaas, saffieren en goudplaten met patronen, die allemaal in een bakstenen kamer lagen. Peppé overhandigde de edelstenen, relikwieën en reliekhouders aanvankelijk aan de koloniale Indiase regering.
Cultureel erfgoed
Slechts een klein deel van de dubbele edelstenen, toegestaan door de koloniale autoriteiten, bleef in het bezit van de familie Peppé. Het Indiase ministerie betwist echter de karakterisering van deze juwelen als “duplicaten” met het argument dat ze onvervangbaar religieus en cultureel erfgoed van India vormen. Ze beweren dat het niet om louter specimens gaat, maar om heilige offers aan de overblijfselen van Boeddha. Het ministerie trekt verder het hoederecht van de juwelen in twijfel en beweert dat degenen die het eigendom opeisen, niet het recht hebben om ze te vervreemden of zich ze onrechtmatig toe te eigenen. Ze halen een tien jaar oud rapport aan waaruit blijkt dat de relikwieën lukraak werden opgeslagen, wat duidt op ontoereikend beheer.
Overdracht naar boeddhisme
In haar eis eist het ministerie een publieke verontschuldiging van Sotheby’s en Peppé, samen met volledige openbaarmaking van alle documenten met betrekking tot het eigendom van de relikwieën. Als hieraan niet wordt voldaan, zal dit leiden tot juridische procedures in India en Hong Kong wegens schending van de wet op cultureel erfgoed. Het ministerie dreigt ook met een publieke campagne om de rol van Sotheby’s in het bestendigen van koloniaal onrecht te benadrukken.
Terwijl Chris Peppé eerder verklaarde dat zijn familie donatiemogelijkheden onderzocht, maar deze problematisch vond en uiteindelijk koos voor een veiling als de eerlijkste en meest transparante overdrachtsmethode naar boeddhisten, houdt het Indiase ministerie vol dat het hoederecht is misbruikt voor financieel gewin door middel van publiciteit en tentoonstellingen.
Wil je toegang tot alle artikelen, geniet tijdelijk van onze promo en abonneer je hier!