Kan de Amerikaanse economie op eigen benen staan, zonder de hulp van de rest van de wereld?

De Verenigde Staten hebben de voorbije 10 jaar steeds meer afstand genomen van hun naoorlogse rol als ‘politieman van de wereld’, om zich op hun binnenlandse markt terug te plooien. Een trend die begon onder president Obama en die onder Donald Trump een versnelling heeft gekend. 

America First, Make America Great Again, Keep America Great,… het waren slogans die aansloegen bij een groot deel van de Amerikaanse bevolking. De focus lag daarbij vooral op het exploiteren van eigen grondstoffen (schalie-olie), het heropenen van kolenmijnen, het nastreven van eigen regels (exit uit het akkoord van Parijs en de nucleaire overeenkomst met Iran), het beperken van immigratie om de eigen bevolking aan het werk te zetten. Het land plooide zich de voorbije 40 maanden steeds verder terug op zichzelf. Met succes, want tot de coronapandemie de wereld paralyseerde was de  Amerikaanse economie zowat de enige in de wereld die nog een groei die naam waardig kon laten optekenen.

Maar in hoeverre kan de Amerikaanse economie op eigen benen staan zonder de hulp van de rest van de wereld? Moeilijk, is het antwoord, want een reeks externe factoren hebben bijgedragen tot het succes van de Verenigde Staten. Het land is met andere woorden sterk afhankelijk van de rest van de wereld en dat in een aantal opzichten. Mochten die ongedaan worden gemaakt dan zouden de VS het erg moeilijk krijgen om hun economische status te behouden.

1. De rest van de wereld financiert de Verenigde Staten

Het land heeft een chronisch gebrek aan spaargeld om investeringen te financieren. Verder is er ook een chronisch handelstekort, wat betekent dat meer goederen worden ingevoerd dan er worden uitgevoerd. Dat verschil wordt grotendeels gefinancierd door niet-Amerikanen die Amerikaanse staatsobligaties financieren.

Europa zwemt in het spaargeld. Zoals de crisis van 2012 ons heeft geleerd zal een deel van dat geld naar de rest van de wereld vloeien. Voornamelijk naar de Verenigde Staten (zie grafiek onder). De consumenten van de eurozone financieren op die manier de economische groei van de VS en de rest van de wereld. Deze kapitaalvlucht ligt ook aan de basis van de ononderbroken ontwaarding van de euro, die nu al meer dan 10 jaar duurt.

2. Het land profiteert van de reservestatus van de Amerikaanse dollar in het globale handelssysteem

Daarbij wordt ongeveer de helft van alle facturen wereldwijd in dollar afgerekend. Dat terwijl de VS zelf bij amper 10% van de globale handel betrokken zijn en slechts 15% van het globale bbp voor hun rekening nemen. Dat stimuleert de vraag naar Amerikaanse dollar. Wat het land toelaat verplichtingen af te dwingen aan landen die de dollar als betaalmiddel gebruiken. Beste voorbeeld hiervan zijn Amerikaanse economische sancties die worden opgelegd voor politieke doeleinden (Iran, Venezuela, Noord-Korea).

Dat de Amerikaanse dollar ‘s werelds reservemunt is, heeft enkel voordelen. Het is een fenomeen dat door voormalig Frans president Valery Giscard d’Estaing ooit als een ‘exorbitant privilege’ werd omschreven. De Fransman probeerde zo uit te leggen waarom Amerika goedkoper kan lenen. Ook waarom de dollar minder aan schommelingen onderhevig is op de valutamarkten.

Mark Carney, de voormalige gouverneur van de Bank of England, pleitte recent nog om een einde te maken aan de internationale afhankelijkheid van de Amerikaanse dollar. Hij had het over ‘een destabiliserend effect’. Carney vraagt zijn internationale collega’s om met een eigen reservemunt te komen, naar het voorbeeld van de aangekondigde Libra van Facebook.

Carney stelde dat op de langere termijn een ‘multipolaire wereldeconomie’ een betere oplossing is.

3. De VS waren altijd een magneet voor buitenlandse high-potential studenten

Jaarlijks verwelkomen de VS meer dan 1 miljoen buitenlandse studenten. Velen daarvan blijven ook na hun studie in de VS. Ondanks het ondermaats niveau van het lager en secundair onderwijs beschikt het land zo altijd over een groot reservoir aan zeer getalenteerde mensen. Vele van die immigranten richten eigen ondernemingen op.

Het onafhankelijke Center for American Entrepreneurship publiceerde in 2017 een studie met betrekking tot de stichters van Amerika’s 500 meest waardevolle bedrijven (Fortune 500). Wat bleek? 43 procent van de bedrijven in de Fortune 500 dat jaar waren opgericht of mede-opgericht door een immigrant of het kind van een immigrant. In de top 35 stijgt dat aandeel zelfs tot een astronomische 57 procent.

Verder zijn er traditioneel uitstekende banden tussen het bedrijfsleven en de universiteiten. Universiteiten zijn economische motoren eerder dan ivoren torens en zijn nauw betrokken bij wetenschapsparken, incubators, technologiebureau’s, enz. De universiteiten varen wel bij die dynamiek. Toen Google naar de beurs trok kreeg Stanford University 200 miljoen dollar voor haar aandelen.

4. Met uitzondering van China tolereert de wereld de dominante positie van een klein aantal Amerikaanse techbedrijven

De omvang van die bedrijven  (Amazon, Microsoft, Google, Facebook, Apple…) is van die aard dat we over monopolies mogen spreken.

Conclusie: In geval van een globaal conflict waarbij bovenstaande situaties in gevaar zouden komen, zou de positie van de Verenigde Staten dus aanzienlijk verzwakken.

Meer