Expats uit landen met een laag of middelmatig inkomen hebben het voorbije jaar in totaal een bedrag van 540 miljard dollar naar hun achterban op het thuisfront gestuurd. Dat betekende een daling met 1,6 procent tegenover het jaar voordien. Dat blijkt uit een rapport van de Wereldbank.
De onderzoekers merken daarbij op dat deze geldstromen midden in een zware pandemie voor de ontvangende landen een grotere levenslijn zijn gebleken dan buitenlandse directe investeringen of de ontwikkelingshulp.
Beperkt
‘Er was rekening mee gehouden dat deze geldtransfers onder invloed van de uitbraak van de coronapandemie zouden terugvallen’, aldus de Wereldbank. ‘Toch bleek de impact minder zwaar dan vooraf was gevreesd. Expats zijn er in gelukt om ook tijdens de coronacrisis geld naar huis te blijven verzenden.’
‘De achteruitgang van deze geldstromen was ook beduidend minder dan de terugval van 4,8 procent die twaalf jaar geleden na de uitbraak van de wereldwijde financiële crisis moest worden gemeld.’
‘De inkrimping was ook veel beperkter dan de daling van de stromen directe buitenlandse investeringen naar landen met een laag of middelmatig inkomen’, benadrukt hoofdonderzoeker Dilip Ratha. ‘Daar zag men – uitgezonderd de investeringen in China – een vermindering met 30 procent.’
‘Het resultaat was dat de transfers naar landen met een laag of middelmatig inkomen vorig jaar groter bleken dan de buitenlandse investeringen (259 miljard dollar) en overzeese ontwikkelingshulp (179 miljard dollar).’
Gevreesd werd dat de uitbraak van de coronacrisis een grote impact op de expats zou hebben. ‘Het was duidelijk dat vele buitenlandse arbeidskrachten door het stilvallen van de economie hun werk zouden verliezen of met zware looninleveringen rekening zouden moeten houden’, aldus Ratha.
‘Een groot gedeelte van de wereldwijde populatie expats is immers werkzaam in relatief laagbetaalde banen in industrieën zoals de horeca en aanverwante dienstensectoren, die door de coronacrisis zwaar werden geraakt.’
‘Toch bleken deze expats er nog steeds in te slagen om bijna dezelfde bedragen als voorheen naar hun families op het thuisfront terug te sturen’, merkt de onderzoeker op. ‘In die landen is de behoefte aan steun ook groter. In opkomende economieën, die vaak geen veerkrachtige sociale vangnetten hebben, leidt de economische instorting immers tot grotere ontberingen.’
Afrika
Het rapport merkt nog op dat regionaal aanzienlijke verschillen kunnen worden opgetekend. ‘De transfers naar Latijns-Amerika en het Caribisch gebied stegen met 6,5 procent’, aldus Ratha. ‘Dat was te danken aan de werkgelegenheid in de Verenigde Staten, die tijdens de tweede helft van het voorbije jaar een sterke verbetering liet optekenen.’
Anderzijds werd ook de impact van de zwakkere economische situatie in Spanje gevoeld. Daardoor kenden de transfers naar Bolivia, Paraguay en Peru een aanzienlijke terugval.
De transfers naar de Afrikaanse Sub-Sahara kenden een achteruitgang met 12,5 procent tot 42 miljard dollar. Dat was bijna volledig te wijten aan een daling met 27,7 procent in Nigeria.
‘De gemiddelde kosten voor het verzenden van een bedrag van 200 dollar – 8,2 procent – liggen in de Sub-Sahara op het hoogste niveau in de wereld’, wijzen de onderzoekers op een mogelijk verband. ‘Het verzenden van een bedrag van 200 dollar naar familie in Afrika kost dan ook meer dan 16 dollar.’
De Wereldbank zag enkele belangrijke redenen die ervoor gezorgd hebben dat de transfers nagenoeg op niveau zijn gebleven.
Daarbij wijst de instelling op allerhande fiscale stimulansen, die in de gastlanden de economie hebben ondersteund. Daarnaast is er een verschuiving van geldstromen naar digitale kanalen en van informele naar formele kanalen. Tenslotte is ook de impact van cyclische bewegingen in olieprijzen en valutakoersen.’
(lb)