Het Belgische pensioenstelsel gaat niet barsten, maar zal wel de solidariteit tussen de generaties op de proef stellen, verwacht pensioeneconome Marjan Maes (KU Leuven). “Het worden twintig moeilijke jaren.”
“Ik hoop dat ik niet te pessimistisch klink”, zegt Marjan Maes, professor economie aan de KU Leuven, na afloop van ons gesprek. “Maar de mensen moeten beseffen dat de status quo van ons wettelijke pensioenstelsel financieel onhoudbaar is. Daarvoor is het onevenwicht tussen inkomsten en uitgaven te groot. Die kloof wordt door de vergrijzing de komende jaren alleen maar groter.”
Verwacht u een clash tussen de generatie die moet betalen en de generatie die zal ontvangen?
Marjan Maes: “Nee. Van een clash tussen generaties merk ik weinig en zoiets komt er echt niet, denk ik. Maar het systeem komt wel onder toenemende spanning te staan.”
“Het principe van een repartitiestelsel, de basis van ons pensioensysteem, is dat de huidige generatie werkenden via sociale bijdragen de pensioenen van de huidige gepensioneerden betalen. De onuitgesproken belofte is dat wanneer de werkenden met pensioen gaan, de volgende generatie voor hun pensioen gaat zorgen. Maar het vertrouwen dat dit een deftig pensioen gaat zijn, is bij de jongeren aan het slinken.”
Uit studies blijkt dat bij jongeren zelfs defaitisme heerst over hun pensioen. “Voor ons zal er niets meer zijn”, klinkt het.
“Dat defaitisme merk ik ook bij mijn studenten. Het gaat wel niet verder dan dat. Ze halen de schouders op en dat is het dan. Maar dat sluimerende wantrouwen is wel zorgwekkend, want het kan erop wijzen dat de politieke steun voor een genereuze welvaartsstaat afkalft. Zoiets kan je krijgen als mensen hun bijdragen aan de welvaartsstaat eigenlijk percipiëren als een soort belasting.”
Hoe bedoelt u?
“Wat is het verschil tussen een sociale bijdrage en een belasting? Bij een sociale bijdrage ga je ervan uit dat wanneer jij iets voor hebt of in nood bent, er ook iets voor jou zal zijn. Bij een belasting bouw je geen rechten op en is er dus geen tegenprestatie voorzien als een bepaald risico zich voordoet in de toekomst.”
Hoe ziet u de financiële toekomst van ons pensioenstelsel?
“Het is al jaren zo dat de sociale zekerheid, waar de pensioenen een groot deel van zijn, niet alleen meer door sociale bijdragen, maar ook door de algemene middelen uit belastingen gefinancierd worden.”
“Het systeem is dus helemaal niet zelfbedruipend, en de tekorten op sociale zekerheid zullen de komende twintig jaar alleen maar erger worden. Aangezien de lasten op arbeid al hoog zijn in België, is het echter onwaarschijnlijk dat de nieuwe tekorten met hogere sociale bijdragen aangezuiverd zullen worden.”
Hoe dan wel?
“Als men het pensioenstelsel niet wil hervormen, vrees ik dat het erop gaat neerkomen dat men financieringstekorten gaat vullen met nieuwe inkomens- of productbelastingen allerhande.”
“In de Scandinavische landen wordt de sociale zekerheid al van bij het begin meer met de algemene middelen uit belastingen gefinancierd. Er is wel een verschil: er zit daar heel wat responsabilisering in het systeem. Bij ons zijn noodzakelijke pensioenhervormingen jarenlang uitgesteld. Er zit overigens amper responsabilisering in onze sociale zekerheid.”
Er is natuurlijk nog een andere theoretische optie: de gepensioneerden die een lineaire verlaging van hun pensioenen aanvaarden, om de uitgavenkant te dempen. Maar aangezien de wettelijke pensioenen niet royaal te noemen zijn, is dat wellicht niet realistisch.
“We moeten de mensen vooral uitleggen dat het pensioenstelsel niet hervormen zich uiteindelijk ook kan vertalen in een lagere levensstandaard bij de gepensioneerden.”
Snoeien in de pensioenen lijkt bovendien politiek gezien onhaalbaar: de gepensioneerden zullen als groep almaar zwaarder doorwegen bij de kiezers. Als ze ontevreden zijn, ontstaat er wellicht een soort Pensioenpartij.
“Inderdaad. De mediaankiezer is vandaag al ouder dan vijftig jaar. Dat maakt het weinig waarschijnlijk dat partijen grondige hervormingen voorstellen, want dat zou politieke zelfmoord zijn. Terwijl de vruchten van een pensioenhervorming pas op termijn zichtbaar zijn.”
Valt het pensioenstelsel in zijn huidige vorm dan niet meer te redden?
“De werkelijke pensioenleeftijd voor België ligt bij de vroegste in de EU. Het zou al mooi zijn als de mensen gemiddeld 3 of 4 jaar langer werken dan vandaag het geval is. Vergeet niet dat zoiets een dubbel effect heeft: er komen 3 jaar langer bijdragen binnen en er worden 3 jaar minder pensioenen uitgekeerd.”
“Enquêtes leren dat de mensen niet bereid zijn om langer te werken, als de vraag hen vlakaf gesteld wordt. Maar als je ook de gevolgen van de status quo voor de toekomstige generaties uitlegt, blijkt de bereidheid wel toe te nemen. “
“Maar sowieso zou men eerst het pensioenstelsel moeten hervormen, zodat er prikkels tot langer werken zijn. Alleen dan gaan mensen op latere leeftijd met pensioen gaan. Zonder grondige hervormingen stijgt de werkzaamheidsgraad niet naar 80 procent.”

Met z’n allen langer werken is de oplossing?
“Het helpt ons een eind op weg, maar ik zou toch waarschuwen voor te hoge verwachtingen. Ik vrees dat de window of opportunity hiervoor bijna dicht is. De papy-boom, de babyboomgeneratie die met pensioen gaat, is volop aan de gang en loopt zelfs al op zijn eind. Regelingen rond langer werken hebben op die grote, reeds ingestroomde groep geen impact meer.”
“We zitten voor de komende twintig jaar dus met een uitgaventoename die we niet meer kunnen rechttrekken, we hebben de kansen daartoe in de voorbije twintig jaar gemist. De klok kunnen we niet meer terugdraaien. Het gebrek aan pensioenhervormingen maakt van ons een armer land, dat zwaarder belast wordt.”
Is het in de praktijk niet zo dat veel families over de generaties heen – grootouders, ouders, kinderen – collectieve financiële oplossingen zoeken?
“Familiale transfers intra vivos – dus nog voor de erfenis na een overlijden – zullen inderdaad een grotere rol spelen, in beide richtingen. Grootouders gaan hun kleinkinderen helpen bij de aankoop van een woning, en omgekeerd kunnen kinderen financieel bijspringen voor de oude dag van hun ouders.”
“Voor beleidsmakers is het echter moeilijk om daarmee rekening te houden. Het feit dat mensen binnen de familie zelf al transfers beginnen organiseren mag toch geen reden zijn voor de overheid om haar eigen verantwoordelijkheden uit de weg te gaan. De burgers dragen méér dan genoeg bij tot de welvaartstaat om enige performantie van de sociale zekerheid te mogen verwachten.”
(mah)