Key takeaways
- Autofabrikanten en hun bondgenoten verzetten zich tegen het EU-verbod op verbrandingsmotoren in 2035.
- De Europese Commissie heeft concessies gedaan om de auto-industrie te sussen, maar milieugroepen waarschuwen dat dit een gevaarlijk precedent schept voor het ontmantelen van het klimaatbeleid.
- Rechtse partijen en fracties binnen de belangrijkste politieke blokken in de EU willen de wetgeving intrekken of afzwakken.
De doelstelling van de Europese Unie om de verkoop van auto’s met verbrandingsmotoren tegen 2035 stop te zetten, staat onder toenemende druk van autofabrikanten en hun politieke bondgenoten. Dit ambitieuze doel, een hoeksteen van de klimaatagenda van de vorige Europese Commissie, wordt nu bedreigd door een samenloop van factoren, waaronder economische instabiliteit, geopolitieke spanningen en een verzet tegen milieuregelgeving. Dit meldt Politico.
Recente concessies van de Europese Commissie om de auto-industrie te sussen, hebben diegenen aangemoedigd die het verbod van 2035 willen afzwakken of terugdraaien. Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Commissie, heeft ingestemd met een versoepeling van de emissiedoelstellingen voor dit jaar en met een versnelde herziening van de 2035-wetgeving, waarbij ze zich beroept op de noodzaak om de worstelende autosector te steunen. Deze stap werd bekritiseerd door milieugroeperingen die waarschuwen dat het een gevaarlijk precedent schept voor het ontmantelen van het klimaatbeleid.
Politieke oppositie
Het politieke landschap binnen de EU verschuift ook in het voordeel van de tegenstanders van het verbod op verbrandingsmotoren. Rechtse partijen en fracties binnen de grote politieke blokken, zoals de Europese Volkspartij, hebben van het intrekken van de wetgeving een centrale campagnebelofte gemaakt. Deze groeiende politieke oppositie weerspiegelt de bezorgdheid van het publiek over het verlies van banen in de auto-industrie en over de stijgende energiekosten.
Nationale regeringen dragen ook bij aan de afzwakking van de doelstelling voor 2035. Italië en Polen, bijvoorbeeld, dringen aan op vrijstellingen voor biobrandstoffen, ondanks hun bezorgdheid over de gevolgen voor het milieu. Ondertussen pleit Duitsland, een belangrijk centrum van de autoproductie, voor uitzonderingen voor e-fuels, een synthetisch alternatief voor benzine dat momenteel duur is en niet op grote schaal wordt geproduceerd.
Het antwoord van de auto-industrie
De auto-industrie zelf heeft om soepelere regelgeving gevraagd. Renault CEO Luca De Meo, een voormalig hoofd van de EU-autolobby ACEA, heeft de steun van de Commissie voor technologische neutraliteit verwelkomd, met het argument dat autofabrikanten meer flexibiliteit moeten krijgen bij het halen van de emissiedoelstellingen. Hoewel hij benadrukt dat hij het verbod van 2035 niet helemaal wil schrappen, weerspiegelt zijn standpunt een bredere drang van de industrie naar soepelere regelgeving.
Ondanks deze uitdagingen blijven voorstanders van de 2035-doelstelling vastbesloten om deze te verdedigen. Klimaatgroepen en sommige EU-beleidsmakers stellen dat de wetgeving cruciaal is voor het behalen van Europa’s klimaatdoelstellingen en de overgang naar een duurzame automobielsector. Ze waarschuwen dat het afzwakken van het verbod een schadelijk signaal zou zijn voor investeerders en het vertrouwen van het publiek in het klimaatbeleid van de EU zou ondermijnen.
De toekomst van het verbod van 2035
De komende maanden zullen cruciaal zijn bij het bepalen van het lot van het verbod op verbrandingsmotoren in 2035. De uitkomst van dit debat zal belangrijke gevolgen hebben voor de toekomst van de Europese auto-industrie, de strijd tegen klimaatverandering en het evenwicht tussen economische belangen en milieuoverwegingen binnen de EU.
Wil je toegang tot alle artikelen, geniet tijdelijk van onze promo en abonneer je hier!