De wereld van morgen zal niet degene zijn die ons bij het uitbreken van de Covidcrisis werd beloofd

Kort na het uitbreken van de Covidcrisis werd ons beloofd dat de wereld er post-Covid anders uit zou zien dan ervoor. Ethischer, groener, gelijker, kortom… beter. Maar een aantal evoluties doen net het tegenovergestelde denken. De wereld van morgen dreigt niet degene te worden waarop we hoopten.

1. Kapitalistische structuur van multinationals is niet gewijzigd

Ten eerste heeft de Covid-19 crisis de kapitalistische structuur van multinationals niet gewijzigd. De aandeelhouders blijven tot op vandaag grote, internationale investeringsfondsen die voorstander blijven van globalisering, diversificatie en transnationaal handelsverkeer.

2. Delokalisering blijft een uitzondering

Ten tweede regende het de voorbije maanden aankondigingen van Europese overheden en bedrijven die – in de nasleep van de coronacrisis – hun productie vanuit het buitenland zouden terugbrengen. Steeds meer Europese autobouwers begeven zich op de markt voor elektrische wagens, waar ze rechtstreeks in concurrentie komen met China.  België telt ondertussen al een half dozijn bedrijven, die in eigen land mondmaskers maken. Vaak worden ecologische factoren naar voren gebracht. Hier produceren, groener produceren en werkgelegenheid creëren, is de boodschap. Maar dat zal moeilijk gaan zonder staatshulp, lees belastinggeld. En zal de Europese belastingbetaler bereid zijn om voor de subsidies op te draaien die deze delokaliseringen mogelijk moeten maken? Want als overheden ook arbeidsintensieve activiteiten weer naar Europa willen halen, zullen daar subsidies, belastingverlagingen of andere steunmaatregelen voor nodig zijn. Sommige zullen groen licht van Europa vergen. Net daarom is de kans dat delokalisering de uitzondering op de regel blijft niet gering.

3. Aziatisch handelsakkoord belooft weinig goeds voor de rest van de wereld

Tenslotte is het voorbije weekeinde in Azië geschiedenis geschreven. 15 landen in Azië en de Stille Oceaan, waaronder China, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Korea, hebben zondag het grootste regionale vrijhandelsakkoord ter wereld ondertekend. Het Regional Comprehensive Economic Partnership, of RCEP – was bijna een decennium in de maak en werd op de laatste dag van de 37ste Asean Summit in Vietnam goedgekeurd. Deze 15 landen tellen samen 2,2 miljard inwoners en vertegenwoordigen een gecombineerd bbp van 26.200 miljard dollar. Dat is een derde van het globale bbp. 92 procent van alle onderlinge handelstarieven verdwijnt, waaronder 86 procent van die tussen China en Japan, respectievelijk de tweede en derde economieën ter wereld.

De regio wordt dus een gigantische vrijhandelszone die 4 keer de omvang van de Europese Unie heeft. Een nieuwe stap die het centrum van de wereldeconomie opnieuw verder richting het Oosten duwt. Ter vergelijking: Azië vertegenwoordigde in 1950 amper 25 procent van de globale productieketen, India inbegrepen. Tegen 2050 zal dezelfde regio ruim 60 procent van de globale productie voor zijn rekening nemen. 

Staatseconomieën eisen steeds groter deel van de koek op

Echt goed nieuws kunnen we dat niet noemen. Niet enkel omdat Europa steeds meer naar de marge van de wereldeconomie verschuift, maar ook omdat niet-democratische (staats-)economieën tegen 2050 ruim 43 procent van het globale bruto binnenlands product voor hun rekening zullen nemen, vergeleken met 12 procent in 2000. In dezelfde tijdspanne zal het aandeel van het Westen dalen van 57 procent tot 33 procent.

Nog verontrustender is dat het handelsakkoord geen rekening houdt met sociale en milieu-aspecten, want die maken er geen deel van uit. Daarnaast vindt volgens berekeningen van het Freedom House steeds meer handel plaats in niet-democratische landen. Die zullen in 2050 ruim 40 procent van het globale bbp produceren, tegen 14 procent in 2000.

Niet echt waar we op zaten te wachten wanneer we over de ‘wereld van morgen’ brainstormden.

Meer