De geschiedenis zit vol ironische plotwendingen. Misschien krijgt de Wetstraat die straks ook wel, als er toch een paars-geel kabinet tot stand zou komen voor het federale België. Een ‘mystiek huwelijk’ tussen N-VA en PS, de twee grote machtspartijen van Noord en Zuid, die samen het land ‘in handen nemen’, en een sociale politiek koppelen aan de nodige hervormingen om van België een beter land te maken?
Het is een stille droom die één man alvast koestert: koning Filip.
Het is een geheim dat er al lang geen meer is onder de voorzitters en onderhandelaars in de Wetstraat: het Paleis heeft liefst een regering die in beide landsdelen op een meerderheid leunt, die stabiel is, de Belgische constructie kan rechthouden, en mogelijk zelfs stutten in de toekomst.
De koning mag daarbij het initiatief nu dan wel in handen hebben gelegd van twee informateurs, notoire nieuwkomers in het landschap, Joachim Coens (CD&V) en Georges-Louis Bouchez (MR), het zijn uiteindelijk toch twee andere tenoren en enkel zij, die dergelijk mystiek huwelijk kunnen sluiten: Bart De Wever (N-VA) en Paul Magnette (PS). Elke ‘centrumstrategie’, elke ‘centrale as’ of elk ‘middenweg-pact’ is gedoemd om eerst langs beiden te passeren.
Zowel Magnette als De Wever moeten desgevallend de wil tonen om mee te stappen in dergelijk scenario, al dan niet met een leidende rol voor hun beider voorzitters, liefst in de regering.
Al is het ondertussen ook wel al duidelijk dat aan dat laatste ongetwijfeld een mouw kan worden gepast. Want zowel Magnette als De Wever geven niet de minste hint dat ze van plan zouden zijn respectievelijk de Keizerslaan en de Koningsstraat te verlaten. Mocht er een plotse paars-gele toenadering komen, dan rekent men in behoudsgezinde kringen dus opnieuw op het ‘moedige midden’, op iemand als Koen Geens (CD&V), om de twee diametrale kampen, geel en rood, permanent te verzoenen en chaperonneren via de zalvende rol van het premierschap. Lijmen, de motor smeren, de boel ‘bijeen houden’, zo u wil: geknipt voor CD&V.
The bigger picture
Maar voor we het hoogste ambt gaan uitdelen, toch eerst de vraag hoe het tot stand zou kunnen komen, dergelijk paars-geel scenario. Het is de moeite om daarbij een empathische oefening te doen, zowel voor PS als N-VA.
Federale machtsdeelname voor de N-VA, mét de PS, en met Vlaams Belang in de nek, wat levert dat op voor De Wever? Electoraal is het effect duidelijk: niemand twijfelt eraan dat de N-VA dan opnieuw een haircut pakt, een stevig aantal procenten trimt van z’n positie als marktleider aan Vlaamse kant, en in 2024 verzwakt uit het avontuur komt.
Ideologisch vallen er nochtans wel degelijk zaakjes te doen tussen N-VA en de socialisten
Maar N-VA blijft voor zichzelf graag geloven dat ze geen machtspartij als een ander is. Het credo is altijd geweest dat zowel partij als personen ondergeschikt zijn aan het bredere belang, the bigger picture. Alleen is de cruciale vraag: tot welk nut? Het koninkrijk langer op de been houden, is nu niet bepaald de core business van de N-VA, wel integendeel.
Ideologisch vallen er nochtans wel degelijk zaakjes te doen tussen N-VA en de socialisten. Dat bewezen sp.a en N-VA in 2009, toen ze samen ‘een sociale zekerheid op Vlaams niveau’ wilden uitbouwen, als junior partners in een coalitie voor de Vlaamse regering. En dat bewezen De Wever en Jinnih Beels (sp.a) opnieuw in 2018, toen ze samen ‘de Grote Verbinding’ schreven, het bestuursakkoord voor Antwerpen.
Bovendien is de analyse binnen de N-VA dat ze op 26 mei van vorig jaar ook verloren hebben op hun sociale flank, onder meer aan Vlaams Belang. Een bredere volkspartij die te hard is, te veel ‘partij van de rijken’, daar hebben sommigen, om Theo Francken (N-VA) niet te noemen, het moeilijk mee bij de N-VA.

In het Verenigd Koninkrijk propageren de Conservatieven, vaak ideologisch een kompas voor De Wever, ook hun ‘compassionate conservatism‘: een ‘menselijker’ gelaat voor een rechts beleid. Dat kan, in sommigen scenario’s, dus tot allianties met de socialisten leiden. Dat de sp.a in Vlaanderen onder de jeune premier Conner Rousseau ondertussen behoorlijk ‘flink’ geworden is, is mooi meegenomen: niet toevallig wenste De Wever Rousseau voor nieuwjaar toe dat diens sp.a ‘wat meer ‘Deens’ mag worden‘. De sociaal-democraten in Scandinavië kiezen bijvoorbeeld op vlak van migratiebeleid voor een politiek met tanden.
Maar dat alles, die coalities, die toenadering, die allianties met de socialisten, waren gezamenlijke programma’s voor Antwerpen, voor Vlaanderen. Waarbij de N-VA er oprecht van overtuigd was/is dat de Antwerpenaar er beter van wordt, dat Vlaanderen erdoor versterkt wordt.
Een Belgische saus
Een cruciale vraag dringt zich dus op: voor welke natie, voor welk volk, wil de N-VA dan ‘goed doen’? Is wat goed is voor de Waal, voor de Brusselaar, ook niet goed voor de Vlaming? Als het de volgende federale regering werkelijk menens is met een echt herstelbeleid, moet de werkzaamheidsgraad dan niet overal naar 75 procent voor de beroepsbevolking, terwijl dat nu enkel in Vlaanderen het geval is, en men in Brussel en Wallonië zo’n tien procent lager zweeft? Kunnen plots de Walen en Brusselaars ook massaal de hand aan de ploeg gaan slaan, en dit land naar nieuwe hoogtes tillen?
De ironische ondertoon in bovenstaande vragen mag u er gerust bij bedenken: ze weerklinkt intern bij de N-VA-tenoren, wanneer federale scenario’s van machtsdeelname ter bespreking voorliggen. Het geloof in een Belgisch reveil is er quasi onbestaand.
‘Moet De Wever dan nu plots een ‘Joris Van Severen’ gaan doen?’, zo klinkt de vraag binnen N-VA. De historische verwijzing naar de case van Joris Van Severen, de Vlaams-nationale leider van Verdinaso uit het interbellum, spreekt tot de verbeelding. Zonder twijfel is Van Severen één van de meest boeiende, en uiteraard ook controversiële, figuren uit de geschiedenis van het Vlaams nationalisme: niet toevallig schreef de doctoraatsstudent Geschiedenis Bart De Wever er in 2001 een paper over, daarbij focussend op de post-oorlogse politieke erfenis van de ‘Grote Leider’.
De cruciale vraag voor N-VA blijft echter overeind: ‘Wat valt er te winnen?’
Van Severen was immers in de loop van z’n politieke carrière nogal ‘flexibel’ met hoe hij het ‘volk’ zag, wiens belangen hij vertegenwoordigde, waarvoor hij een ‘natie’ wilde bouwen (over ‘wat’ hij wilde bouwen, een fascistische ‘Nieuwe Orde’, gaan we hier niet verder in detail).
Begonnen als klassieke anti-Belgische Vlaams-nationalist, schoof Van Severen geleidelijk aan op naar een Dietse natie (Vlaanderen, Nederland en Frans-Vlaanderen) om te eindigen in een ‘Bourgondisch’ nationalisme, waarbij het belgicisme omarmd werd en Walen (net als Friezen en Luxemburgers) op basis van bloed en afstamming ook ‘Dietsers’ waren in de ogen van Van Severen, zij het ‘geromaniseerd’. Overigens lachte Van Severen binnenskamers zelf met hoe hij de oeverloze discussies rond de term ‘volk’ tussen z’n partijgenoten handig had opgelost.
De Wever mag dan zich zo’n twintig jaar geleden verdiept hebben in het politieke gemanoeuvreer van Van Severen, hij lijkt vandaag niet bepaald klaar om dergelijke ‘verbreding’ van het N-VA-nationalisme te gaan doorduwen, om er een ‘Belgische’ saus op te gieten. Het feit alleen al dat binnen N-VA naar een figuur als Van Severen wordt verwezen, om een mogelijke federale bocht straks historisch te duiden, belooft niet veel goeds. Dat De Wever gesprekken met de PS omschrijft als ’tegen de gordijnen praten’, mag evenmin geruststellen, al blijft een oefening voor de achterban altijd best met een korrel zout te nemen. De cruciale vraag voor N-VA blijft echter overeind: ‘Wat valt er te winnen?’ Zonder een communautair programma, alvast bitter weinig, als het met de PS is.
Dat De Wever daarbij persoonlijk geen enkele ambitie koestert om zelf het hoogste ambt, de Zestien, te nemen, speelt ongetwijfeld ook een rol: traditioneel is dat toch de ultieme verlokking van menig partijleider geweest. Wilfried Martens rolde ooit als heftige flamingant in de politiek, om veel later als premier ‘unionistisch federalist’ te worden en België te proberen redden. Maar familiale loyauteit speelt in deze ook een rol: De Wevers vader zou zich omdraaien in het graf, moest hij weten dat z’n zoon premier van het voor hem zo verfoeide België zou worden, zo vertrouwde de N-VA-leider in het verleden intimi al vaker toe.

Voor Paul Magnette (PS) is er hetzelfde gebrek aan persoonlijke agenda ten opzichte van de Zestien, zonder het emotionele kantje van De Wever weliswaar. Enige individuele ambities van Magnette zijn op z’n minst bijzonder goed getemperd: op geen enkel moment leek de PS-voorzitter al naar het hoogste ambt te lonken.
Maar voor Magnette geldt wat voor De Wever niet geldt: zijn PS moet er altijd bij. De uitslag van de verkiezingen mag dan wel als ‘zege’ voor de PS gelezen worden: het is evenzeer een vloek voor Magnette en de PS om ‘incontournable‘ te zijn. Het betekent immers dat de PS-voorzitter op geen enkel moment kan dreigen met oppositie, op geen enkel moment kwaad kan opstappen en met de deur slaan. Het resulteert in een vermoeiend gevoel van ‘de enige volwassene in de kamer te zijn’, ter hoogte van de PS.
Want de achterban van de Franstalige socialisten maakt allerminst die mathematisch-politieke afweging van incontournable te zijn. Zij voelen in hun vakbondsvleugel, in hun volkshuizen, zelfs in hun mutualiteiten, de hete adem van de communisten in de nek. De PS-achterban wil niet naar het centrum, ze wil naar links. En Magnette, jaren de kroonprins, die zich als leider van de Waalse regering bovendien onsterfelijk maakte als ‘Gallische verzetsheld’ in het CETA-dossier, zou dan nu in zee moeten gaan met dat Vlaams, rechts monster dat N-VA heet? Ook dat lijkt een paar bruggen te ver.
Het verklaart waarom de PS zo gretig dreigt met nieuwe verkiezingen, ook al weten ze dat dergelijk scenario niet realistisch is: het wekt op z’n minst de illusie van een alternatief, een ontsnapping uit gedwongen regeringsdeelname. Maar als er dan toch geen ontsnappen is aan het pluche van de regeringsbanken, wat dan wel?
De wensdroom van de koning
Net zoals voor N-VA, dringt de vraag zich op voor de PS: wat hebben ze te winnen bij een plotse alliantie met de N-VA? Het enige voordeel van een (tijdelijke) alliantie met Vlaams-nationalisten kan erin bestaan dat de Franstalige socialisten van vandaag dezelfde afweging maken als ooit hun voorgangers Jules Destrée, André Renard of José Happart: dat ze beter af zijn als ze zelf hun zaakjes regelen, zonder de schaduw van een Vlaamse en rechtse senior partner in het Belgische geheel.
Alleen leeft dat regionalisme vandaag niet meer bijzonder stevig binnen de PS, een Jean-Claude Marcourt buiten beschouwing gelaten. De analyse is simpel en brutaal: niet uit liefde, maar uit noodzaak, is men niet klaar voor een nieuwe ronde federalisering. De Waalse en Brusselse regio hebben (nog) niet de economische kracht om op eigen benen te staan, ze hebben federale solidariteit nodig. En de PS heeft op geen enkele manier onder Elio Di Rupo een nieuwe ronde in staatshervorming voorbereid.
Zeg nooit nooit in dit land, maar de kans op een paars-geel slagen blijft toch bijzonder klein
Vandaar ook de boodschap van zowat alle Franstalige partijleiders: in 2024 kan er gepraat worden, nu niet. Alleen zijn de onderliggende motieven anders: bij de PS is er wel degelijk bereidheid om het federale verder te lossen. Uiteindelijk zijn zij dan de baas in een eigen Wallonië of Brussel, ze hoeven dan nooit meer langs te gaan bij de N-VA.
Bij de MR is de bereidheid verder te splitsen onbestaande, maar om de druk van de ketel te houden is er dan maar 2024. Met als onderliggende ambitie ‘om België net te gaan versterken’. Net zoals links in Vlaanderen, dreigt rechts in Wallonië immers verder geminoriseerd te worden in het eigen steeds meer afgesplitste landsdeel. Bijgevolg houdt men bij de MR, maar evengoed bij Groen aan Vlaamse kant, veel feller vast aan België: enkel in de Kamer compenseert men een gebrek aan electorale kracht in de eigen kieskring, door de federale verhoudingen die compleet anders liggen over de taalgrens.
Bovenstaande leert, dat los van alle kortetermijnafwegingen of tactische begoochelingen, de keuze voor de wensdroom van de koning zowel voor De Wever als voor Magnette bijzonder zwaar zou zijn. Paars-geel is maanden geprobeerd, in verschillende snelheden en op verschillende manieren, maar met hetzelfde resultaat. Het enige wat De Wever kan zeggen, is dat hij niet het initiatief zelf in handen heeft gekregen. Maar zou dat van hem dan wel een Van Severen maken?

Het valt te verwachten dat het er niet meer van zal komen: te veel partijen willen N-VA niet aan zet federaal. Tenzij een verrassende wending, na mogelijke positieve reacties op de nieuwe nota van de informateurs alsnog de N-VA-leider in een koninklijke rol zou brengen. Zeg nooit nooit in dit land, maar de kans op een paars-geel slagen blijft toch bijzonder klein.
Alleen zou het fout zijn om uit de quasi-onmogelijkheid van paars-geel te concluderen dat paars-groen, of een uitbreiding tot een regenboogcoalitie, daarom wél mogelijk is.
Was politiek maar zo simpel in dit land.
Naast de communautaire breuklijn lopen ook de sociaal-economische én ethische op dit moment kruiselings door het partijlandschap. En dan hebben we het voor één keer niet gehad over de veelal beschadigde menselijke relaties tussen de partijleiders.
2020 kondigt zich op die manier alvast niet evident aan in de Wetstraat. Al is het politieke spel uiteraard (en vaak gelukkig) geen zuivere logica: in elke formatie zit minstens één verrassing van formaat. We rekenen op de heren en dames politici om die ook dit jaar weer te brengen.