Alicja Gescinska sprak met de Britse psychiater Theodore Dalrymple vlak voor ons land in lockdown ging in Londen. De man die in Vlaanderen bekend staat als de knorrige pessimist legt uit hoe we zelfs in deze moeilijke tijden gelukkig kunnen zijn en hoe Shakespeare ons daarbij kan helpen. Lees hier hun gesprek over de impact van de crisis op onze mentale gezondheid en het belang van ons verbonden te voelen met elkaar. Ook in tijden van social distancing en in lockdown blijven we in de eerste plaats mensen onder mensen.
De omstandigheden van onze ontmoeting doen ietwat surreëel aan. Ik heb het gevoel dat ik een personage in een slecht geregisseerde rampenfilm ben, waarin de apocalyps zich vooral in stereotypes uitdrukt. Het is Londen, midden maart. In de hele wereld verspreiden het coronavirus en de angst ervoor in een zorgwekkend tempo. In België zijn de eerste drastische maatregelen genomen, maar in Engeland lijkt de regering vooral niet te weten van welk hout pijlen te maken. Een deel van de bevolking doet voort alsof er weinig aan de hand is. Een ander deel neemt het zekere voor het onzekere. Het gevolg is dat ik helemaal alleen in metrostation Hyde Park Corner sta. De grootste metropool van West-Europa voelde nog nooit zo godverlaten aan. Stilte was nog nooit zo bedreigend.

Ik ontmoet Dalrymple in de Reform Club. Het is een van de gentlemen’s clubs in Pall Mall, de straat die mee het culturele kloppende hart van Londen vormt, met de National Gallery, De Royal Academy of Arts en veel andere instellingen. Bij de begroeting merk ik op dat we geluk hebben elkaar nog te kunnen zien. De Britse regering heeft vaag gewag gemaakt van een plan om oudere mensen enkele maanden in hun huis op te sluiten. ‘Dat is niet per se een slechte gedachte om de coronacrisis in te dijken,’ aldus Dalrymple. ‘Voor wie het mortaliteitscijfer het hoogst is, is binnen blijven een must.’
Maar de ‘herd immunity’-strategie waarvoor de Britse regering lijkt te opteren, is toch heel riskant. Ook jongere mensen zullen sterven aan de ziekte.
‘Dat is inderdaad zo. Dat is onvermijdelijk bij zulke virale crises. Maar als je wilt dat het sterftecijfer niet dramatisch oploopt, moet je vooral de oudere mensen binnen houden. Ik weet niet of een totale lockdown de beste optie is. Hoe lang kunnen we zoiets als samenleving volhouden? Misschien is de catastrofe kleiner als iedereen die gezond is verder werkt en het leven onder bepaalde omstandigheden doorgaat. De economische schade moeten we echt proberen in te perken. Niet uit winstbejag. Maar economische malaise leidt ook tot veel doden.’
Ook de psychologische impact van een lockdown is niet gering. Mensen kunnen isolement niet zo goed aan. Hoe langer het duurt, hoe zwaarder het wordt.
‘Dat is zo. Ik weet niet wat de beste strategie is in de strijd tegen het virus. Er zijn heel veel variabelen. Kijk naar het verschil tussen Zuid-Korea en Italië. Het sterftecijfer in Italië is nu vier keer hoger dan in Zuid-Korea. Dat heeft met de intensiteit waarmee getest wordt te maken, met logistieke problemen. Maar ook: in Italië zijn heel snel veel oude mensen besmet geraakt. In Zuid-Korea is de besmetting vooral begonnen met een jonger segment van de samenleving. Alleszins is overal duidelijk: de ouderen lopen het grootste gevaar.’
Is het goed om jonge en gezonde mensen aan het virus bloot te stellen, zodat immuniteit opgebouwd kan worden? Dat is toch een grote gok.
‘Alles is een grote gok, omdat we moeten handelen op basis van te weinig zekerheden. We kunnen eigenlijk niet weten wat de optimale strategie is. We hebben te weinig kennis. Vanuit wetenschappelijk perspectief is het daarom niet oninteressant als verschillende landen een verschillende aanpak in de strijd tegen het virus hebben. Dan kunnen we er het meest uit leren voor volgende crises. Dan weten we welke aanpak het best werkt. Maar de druk om vooral geen eigen koers te varen is te groot. Niemand wil achteraf horen: jullie hebben gefaald. Jullie hebben voor een slechte aanpak gekozen. Maar als iedereen hetzelfde beleid voert, kun je moeilijk vergelijken welke aanpak het meest loont.’
Zullen we iets uit deze crisis leren, zal onze levenswijze veranderen?
‘Ja, we zullen er lessen uit trekken, maar misschien de foute. Wat mij het belangrijkste lijkt is dit: we moeten de fragiliteit der dingen beter begrijpen. We kunnen uit deze crisis leren wat werkelijk van waarde is: wat hebben we écht nodig, en wat écht niet. Hoeveel van onze tijd spenderen we niet aan overbodige zaken? Maar ik weet niet of men echte levenslessen zal willen trekken. Men zal eerder economisch dan existentieel denken. Ik vrees voor een protectionistische verkramptheid die zal volgen.’
Maar je lijkt me weinig bezorgd om je eigen welzijn?
‘Ja, ik zit in de gevarengroep, ik voel me een klein beetje ziekjes. Wat verkouden. Maar ik ben in goede conditie. En als ik moet sterven, heb ik een goed leven gehad. Niet dat ik een doodswens heb. Maar ik ben niet bang.’
‘Zoek afleiding in artistieke schepping. Lees. Stel je voor: wat zouden we nu zijn zonder boeken, zonder kunst, muziek, afleiding…’
Theodore Dalrymple
Een goed leven, in de zin van een zinvol leven. Dat heeft Dalrymple ongetwijfeld achter de rug. Hij heeft zijn hele professionele leven gewijd aan de zorg voor anderen. Eerst was hij actief als arts in Zuid-Amerika en Afrika om de medische nood te lenigen van de meest behoeftigen. Daarna werkte hij veel jaren als psychiater en arts in het Britse gevangeniswezen. De ervaringen die hij daar opdeed, waren niet bepaald opkikkertjes voor zijn mensbeeld. Daarover schreef hij verschillende boeken: over het kwaad dat in de mens zit, over de menselijke gebrekkigheid. En over de individuele verantwoordelijkheid.
Dalrymple gelooft niet dat mensen hun persoonlijke verantwoordelijkheid geheel van zich kunnen afschuiven. Een moeilijke jeugd, alcoholproblemen of een drugsverslaving: het is niet altijd een gerechtvaardigd excuus of afdoende verklaring voor wangedrag. Dalrymple is een gepolitiseerd intellectueel.

Vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum telt hij veel fans. En daardoor heel wat antifans aan de linkerzijde. Maar Dalrymple is allerminst een politiek denker. De menselijke psyche, dat is wat hem interesseert en waarover hij schrijft. Ik vraag hem waarom hij voor veel links-progressieven persona non grata is. Als Sartre zegt dat iedereen volledig verantwoordelijk is voor zijn handelen, vinden ze dat geweldig. Als Dalrymple zegt dat mensen een beetje verantwoordelijk zijn voor hun daden, dan krijgt hij de linkse banvloeken over zich heen.
‘Velen hebben problemen met twee van mijn overtuigingen. Ten eerste dat niet iedereen kan en wil geholpen worden. En ten tweede dat onze compassie niet eindeloos en onvoorwaardelijk moet zijn.’
Daaraan dank je je reputatie als harsh doctor?
‘Mijn critici zijn nogal sentimenteel. Als ik zeg dat heroïneverslaafden voor een deel zelf verantwoordelijk zijn voor hun verslaving, dan wordt dat fout geïnterpreteerd: je moet ze dus niet helpen, je wilt ze buiten gooien, aan hun lot overlaten. Maar dat is niet het geval. Anders zouden we niemand helpen.
‘Toen ik begon als psychiater was een depressie nog een serieuze aandoening; een vreselijke zwaarmoedigheid. Een échte stoornis. Nu kun
Theodore Dalrymple
je het verschil niet kennen tussen dat en iemand die slightly dissatisfied is.’
Anders had ik toch niet zo veel jaren als arts en psychiater gewerkt? Het enige wat ik zeg, is: de meeste mensen zijn voor een deel verantwoordelijk voor het slechte wat ze doen. Ze zijn niet louter slachtoffer van ongelukkige omstandigheden. Uiteraard zijn er geesteszieken. Maar de wandaden die uit ziekte voortkomen zijn een zeer klein deel van onze alledaagse werkelijkheid. Maar wanneer je dat opmerkt, is dat blijkbaar controversieel.
Wanneer belandde je precies in een controverse door het uiten van zo’n oordeel?
‘Men heeft mij een tijdlang aangevallen als ‘seksist’. Ik had gezegd dat veel vrouwen die mishandeld worden door hun partner deels verantwoordelijk zijn voor hun eigen onheil. Dat ze evidente waarschuwingen en signalen negeren. Maar daarmee zeg ik toch helemaal niet dat ik partnergeweld goedkeur? Ik ben zelfs bijzonder hard voor mensen die anderen mishandelen. Maar dat is ook weer niet goed, want dan ben je té hard. Om een voorbeeld te geven, een extreem voorbeeld. In Engeland had een man zijn vriendin de ogen uitgestoken, hij had gewoon met zijn vingers haar ogen uitgeduwd. Mijn mening is dat zo iemand voor de rest van zijn leven achter de tralies moet zitten. De brutaliteit van die daad is enorm. Geen mogelijkheid tot vrijlating.’
Geen tweede kans? Omdat het in zulke gevallen van extreem geweld vaak gaat om mensen die al een derde en vierde kans hebben gehad?
‘Dan moet je ergens een streep trekken. Wanneer je als samenleving niet de guts hebt om aan mensen het recht te ontzeggen een vrij burger te zijn, dan ben je een compleet decadente samenleving. Dan heb je geen moreel kompas. Dat is toch duidelijk. De man in kwestie had al in de gevangenis gezeten. Hij had iemand in elkaar geschopt, met permanente breinschade tot gevolg. En toch kreeg die man een straf waarna hij na ongeveer zes jaar weer vrijgelaten zou worden.’
Maar in welke zin was de vrouw er dan zelf verantwoordelijk voor dat haar partner haar de ogen uitstak?
‘Ze had alle indicaties dat hij een extreem gewelddadig individu was. Ze kende zijn verleden. Ze was tot hem aangetrokken omdat hij heel groot en gespierd was. Ze had al elf keer naar de politie gebeld voor huiselijk geweld. Maar toch wilde ze niet dat hij vervolgd werd.’
Dat patroon zie je vaak?
Dat is standaard. Ze loog zelfs in de getuigenbank dat hij helemaal niet gewelddadig was. Ze was van de trap gevallen. De man keek ook naar extreem gewelddadige filmpjes, van mannen die de ogen van vrouwen uitduwen. Ik wist niet eens dat dit bestond. Zij wist daar allemaal van. En
ze bleef bij hem. Ze liet haar kinderen zelfs bij hem achter, kinderen van andere mannen uiteraard. Dat is ook standaard. Je kunt de man niet genoeg veroordelen. Het is monstrueus wat hij deed. Maar je kunt ook niet ontkennen: die vrouw heeft een volstrekt gebrek aan verantwoordelijkheidszin. Toch zijn mensen zonder verantwoordelijkheidszin niet noodzakelijk vrij van verantwoordelijkheid. Ik vind niet dat zij nog extra gestraft moet worden, voor haar meineed bijvoorbeeld. Je kunt haast niet anders dan medelijden hebben. Dus ik ben toch niet zo vreselijk hard. Ik zeg gewoon: ze is niet zonder fouten. Ze is niet zonder verantwoordelijkheid.’
Waarom is die boodschap zo moeilijk te verteren voor jouw critici?
‘We zijn weggedreven van het christendom, en dat verstoort onze kijk op schuld en verantwoordelijkheid. Alles is louter een technische aangelegenheid geworden. Als iemand iets slechts doet, is daar een externe verklaring voor. Hij zal wel ziek zijn, behandeld moeten worden,
en het kwaad wordt opgelost. Zo zitten mens en moraliteit niet in elkaar.’
Je betreurt hier de teloorgang van het christelijke wereldbeeld. Maar je bent toch zelf geen gelovige.
‘Ik kan geen pleitbezorger van het christendom zijn, want ik geloof er niet in. Ik begrijp bijvoorbeeld niet hoe Jezus genageld aan het kruis de mensheid kan redden. Dat snap ik niet goed. Maar er gaat wel een sterk beeld van uit: we zijn allemaal lijdende wezens, we hebben allen nood aan begrip, aan vergiffenis, genade. Dat mag echter niet betekenen dat we carte blanche geven en alles en iedereen vergeven. Dat zou ridicuul zijn. Dus ik hoef niet gelovig te zijn om een begrip van het christelijke te hebben, om het goede ervan te kunnen waarderen. En één aspect daarvan is ook het besef dat we allen zondaars zijn.’
Waarom vinden we het moeilijk in een geseculariseerde wereld om ons als zondaars te zien?
‘Dat is een moeilijke vraag. Maar wanneer je andere mensen als slachtoffer bestempelt, dan geeft dat jezelf een vorm van macht, je staat ergens boven. Je wordt zelf ook een soort redeemer, een verlosser, iemand die een oplossing voor het kwaad kan hebben. Het is heel moeilijk voor dokters om te zeggen, zoals in Shakespeares Macbeth: ‘The patient must cure himself’. Dat zou een erkenning zijn van onze eigen machteloosheid, ons eigen onvermogen om anderen te helpen. Dat willen we natuurlijk liever niet. En het lijkt alsof we er niet om zouden geven. Als jij naar mij komt met een probleem, zou het erg wrang zijn indien ik zou antwoorden dat ik er niets aan kan doen. Dat lijkt zo onbehulpzaam. Mensen willen een diagnose, want als er een diagnose is, kan er een remedie volgen.’
Een andere christelijke waarde is die van de vergiffenis. Steeds de andere wang keren. Maar dat vind je dan blijkbaar geen goede ingesteldheid. Je moet immers een lijn trekken: tot hier en niet verder.
‘Ik zal een ander voorbeeld geven. Een moordenaar had vier jonge mannen verkracht en vermoord. Hij kreeg eerst levenslang, maar dan ging zijn zaak naar het Europees Hof. Levenslange opsluiting zonder mogelijkheid om vrij te komen, is dat niet in strijd met de mensenrechten? Er moet ruimte zijn voor rehabilitie, boetedoening, was het verdict. Ik vind dat een domme, gevaarlijke redenering. Zouden we het aan Himmler ook zeggen, aan de nazi’s die miljoenen doden op hun geweten hebben: als je belooft dat je het niet meer doet en als het je spijt, dan vergeven we het.’
De Franse filosoof Vladimir Jankélévitch schreef een boek over ‘le pardon’: morele wandaden vergeven is zelf soms een morele wandaad.
‘Als je mij schaadt, kan het schadelijk zijn dat ik je vergeef. Maar tegenwoordig is daar geen ruimte voor: voor het morele belang van niet-vergeven. Dat sentiment is wijdverbreid, zeker bij intellectuelen: heb alsmaar weer compassie, wees niet te streng voor anderen. Bij de gewone man in de straat tref je die ingesteldheid veel minder aan.’
‘Er moet ruimte zijn voor schuldbesef, voor boetedoening, zegt men vaak. Ik vind dat een domme, gevaarlijke redenering. Zouden we het aan Himmler ook zeggen als je belooft dat je het niet meer doet en als het je spijt, dan vergeven we het.’
Theodore Dalrymple
Waarom zijn intellectuelen zo vatbaar voor die opvatting?
‘Intellectuelen kunnen heel dom zijn. We beginnen dingen door een verstoorde lens te bekijken. Te veel filosofie, ideologie, psychologie; dat vertekent de realiteit. Het is zoals Orwell het ooit stelde: ‘het evidente zien en zeggen, dat is de eerste taak van een intelligent mens’. Maar ons onderwijs is er vandaag vooral op gericht om precies dat te belemmeren. We worden aangemoedigd om dieper te kijken. Daardoor worden we soms blind voor wat aan het oppervlak zo duidelijk is. Naar diepgang streven heeft soms meer dommigheid dan diepzinnigheid tot gevolg. Ook is er het verlangen om eruit te springen: waarom zou je een intellectueel zijn als je toch maar dezelfde oordelen velt als de man in de straat? Er is dus een element of snobbery mee gemoeid. Soms is het goed om niet te denken als de man in de straat. Maar er is geen oorzakelijk verband: het is niet omdat je anders denkt dan Jan Modaal, dat je ook juist denkt.’
Je verwees naar Himmler, de wandaden van de nazi’s. Hoe belangrijk is het om dat altijd mee te dragen? We beseffen pas hoe goed we het nu hebben als we beseffen hoe slecht het vroeger was. Daar schreef je ook over, je noemt onze samenleving weleens rotverwend.
‘Dat zijn we ook. Verschrikkelijk verwend. En een gebrekkig besef van het verleden leidt daartoe. Veel mensen hebben geen vergelijkingspunt voor hun moeilijkheden. Als we het verleden niet kennen, hebben we geen ijkpunten van goed en kwaad. Enkel een gefantaseerde toekomst zonder problemen.’
Geschiedenislessen zijn heel belangrijk voor onze morele ontwikkeling.
‘Ze zouden een verschil kunnen maken. Maar geen enkele geschiedenisles is zo belangrijk als de les dat geschiedenis belangrijk is. Men moet dus niet zozeer feiten en statistisch materiaal kennen. Geen feitenkennis, maar begrip moeten we nastreven.’
Maar begrip kan wel vaak pas uit feitenkennis voortvloeien.
‘We onderschatten de onwetendheid van veel jongeren. Ze beseffen niet dat geschiedenis niet enkel over het verleden, maar ook over hen gaat. Ik vroeg mijn jongere patiënten vaak uit over hun historische kennis. Ik vroeg hen dan bijvoorbeeld wanneer de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Ik heb zowat vijftien jaar lang die vraag gesteld aan verschillende mensen onder de vijfentwintig jaar. Drie keer slechts kreeg ik een juist antwoord. Ik denk dat de meeste mensen wel zullen erkennen dat het niet bepaald een moeilijke vraag is. Maar ze wisten het niet. En wat problematischer is: ze dachten ook dat ze het niet hoefden te weten. Eén keer was er een echte triomf van de rede. Iemand aan wie ik het vroeg, leidde uit mijn vraag af dat er waarschijnlijk ook iets als een Eerste Wereldoorlog moest zijn geweest. (lacht) Soms lijkt het of we in een catastrofale culturele situatie zitten. Er is zoveel informatie en zoveel onwetendheid.’
‘Het woord unhappy is bijna verdwenen uit het lexicon. Iedereen zegt nu: ik voel me depressief. Dat is een belangrijke shift.’
Theodore Dalrymple
Waarom moeten we kennis van het verleden hebben?
‘Anders is er enkel het eeuwige heden. Dan heb je geen interesse in andere mensen, in de toekomst, in dingen die van belang zijn. Dan is er enkel het nu, en hoe kunnen we dat eeuwige nu zo aangenaam mogelijk invullen. Dan zie je je leven niet meer als een biografisch gegeven. Leven wordt zinloos. Het leven is gewoon een opeenvolging van momenten: one damn thing after another. Als je niet gewoon bent in historische termen te denken, dan heeft de wereld niets te maken met jezelf. Plezier is dan nog alles wat telt.’
En mensen leven nu steeds meer voor hun eigen amusement?
‘Ja, en dan moeten ze antidepressiva nemen op ongeziene schaal.’
Iedereen zit aan de pillen; door de beschikbaarheid ervan of door de nood eraan?
‘Allebei een beetje. Je kunt geen medicijnen nemen die niet bestaan. Maar ik zou dit punt willen maken: het woord unhappy is bijna verdwenen
uit het lexicon. Iedereen zegt nu: ik voel me depressief. Dat is een belangrijke shift. Als je zegt dat je ongelukkig bent, dan kun je daar aanwijsbare verklaringen voor bedenken: een slecht huwelijk, een rotjob, financiële problemen. Maar als je zegt dat je depressief bent, dan is dat een medische conditie, geen existentiële. Er is iets fout met je brein, een chemisch onevenwicht. Toen ik begon aan mijn loopbaan als psychiater was een depressie nog een echte, serieuze aandoening; een vreselijke zwaarmoedigheid. Een échte stoornis. Nu kun je het verschil niet kennen tussen dat en iemand die slightly dissatisfied is. We moeten de term depressie voorbehouden voor mensen die er echt aan lijden.’
En we moeten ook aanvaarden dat unhappy zijn een onderdeel van het leven zelf is. De mens is niet gemaakt om voortdurend dolgelukkig te zijn. Dat is niet het vertrekpunt van de menselijke conditie.
‘Ja, dat is fout. Er verscheen enkele jaren geleden een goed artikel in The Lancet, het gerenommeerde medische tijdschrift. Het was satirisch, maar wel veelzeggend. Er werd in gesteld dat gelukkig zijn als een mentale ziekte erkend zou moeten worden. Iets voor de DSM-5 dus: het algemene handboek van mentale stoornissen. Gelukkig zijn is immers een vrij zeldzaam verschijnsel, zelden echt verklaarbaar door de omstandigheden waarin het zich voordoet. Daar is iets van aan, met een korreltje zout uiteraard. Maar we moeten toegeven dat geen enkel leven echt bevredigend is. En dat besef zal op een paradoxale manier heel troostend en bevredigend zijn. Het vergroot je vermogen om met moeilijkheden, frustraties, tegenslagen om te gaan. Om gelukkiger te zijn.’
Je wordt gelukkiger van het besef dat het leven ongelukkig maakt. Maar hoe cultiveer je dat besef?
‘Mensen zouden kunnen beginnen met mijn boeken te lezen.’ (lacht)
De Poolse filosofe Barbara Skarga vond net als jij dat de hedendaagse mens té verwend is, het te goed heeft en daardoor psychisch zwakker wordt. Ze meende zelfs dat het misschien goed zou zijn mochten mensen nog eens ervaren wat oorlog is. Skarga had zelf erg te lijden gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog, en nadien zat ze tien jaar in een goelagkamp opgesloten, omdat Stalin alle Poolse intellectuelen liever kwijt dan rijk was.
‘Dat is nogal een radicale remedie. Ik zou hopen dat mensen een realistische kijk kunnen krijgen op wat mogelijk en wenselijk is in het leven zonder oorlog. Maar het is heel moeilijk om het schip te keren. Hoe maken we onze samenleving weerbaarder? Het antwoord zit in elk geval niet in pillen.’
‘Boeken zijn een dialectisch middel om de wereld te leren kennen en begrijpen. En soms zijn ze een middel om aan die wereld juist te kunnen ontsnappen.’
Theodore Dalrymple
Er bestaat niet voor alles een remedie. Ik sprak onlangs met de schrijfster Lisa Appignanesi. Ze schreef verschillende boeken over psychologie en psychotherapie en merkte dat ook op: psychologisch lijden is deel van het leven. Dat hoeft niet allemaal gemedicaliseerd te worden.
‘Ik heb de DSM-5 uitvoerig bestudeerd. Als je uitrekent wat daar allemaal als medisch probleem en stoornis wordt gezien, dan heeft iedere persoon in het Westen zo’n 2,5 psychiatrische aandoeningen per jaar. Dat is toch absurd. Je hebt geen bewijs nodig om te weten dat dit niet kan kloppen. Een treffend voorbeeld zijn de zogenaamde meervoudigepersoonlijkheidsstoornissen. Volgens het handboek lijdt 1,5% van de bevolking daaraan: het heftig wisselen van persoonlijkheid. Maar hoeveel mensen ben jij zo al tegengekomen? Hoeveel van je vrienden, collega’s, kennissen lijden daaraan? Dat kan gewoon niet kloppen.’
Waarom willen we dan alles medicaliseren? Waarom zitten we met die DSM-5 opgescheept?
‘Het geeft houvast. Rechtbanken hechten er ook veel aan; alsof het onomstotelijke feiten zijn. De reden waarom we dit pad hebben opgezocht, snap ik wel. Jaren geleden gebruikten psychiaters termen als ‘schizofrenie’ voor kwamen ze samen om internationaal dezelfde operationele definities te hebben, om uniforme diagnoses te kunnen stellen. Zodat iedereen over hetzelfde praat. Maar de nood aan uniformiteit is uit de hand gelopen.’
Is er iets als normaal zijn?
‘Waarschijnlijk wel. We hebben wel een idee wat we bedoelen wanneer we iets of iemand abnormaal noemen. Maar het is een heel ruim spectrum. Stel dat ik in de hoek van mijn kamer zou zitten, paniekerig, angstig, want de marsmannetjes zijn geland en ze komen me halen. Dan is de kans groot dat jij zou zeggen: dit is abnormaal gedrag. Dat ben ik van jou niet gewoon. Zonder een restrictief idee van normaliteit, weten we wel dat normaliteit bestaat. Maar de grens tussen normaal en abnormaal is niet altijd duidelijk. Wat is een normaal mens? Je kunt het vergelijken met een andere omschrijven: a tall man. Vanaf wanneer is iemand groot? Je weet wat een tall man is. Maar de verschillen tussen grote mensen kunnen ook nog erg groot zijn.’
Het is een dunne lijn tussen een ziek en gezond brein?
‘Er zijn veel grijze zones. Maar er is geen echte scheidslijn. In veel opzichten ben ik heel abnormaal. Mijn gewoonte om boeken te kopen is bijvoorbeeld heel abnormaal. Statistisch gezien scheelt er duidelijk iets met me. Ik koop al jaren enkele honderden boeken per jaar. Maar je zou dit niet abnormaal noemen in dezelfde betekenis als het gedrag van iemand die een psychose heeft. Er zijn twee soorten abnormaliteit: statistische en diagnostische. Voor het tweede heb je dokters nodig, voor het eerste niet.’
Dus het compulsief kopen van boeken behoeft niet met een pilletje verholpen te worden. Het heeft toch iets van een verslaving?
‘Er is iets van aan. Als ik een week geen boeken heb gekocht, begint het te jeuken. Ik kan ook geen boekenwinkel passeren zonder er binnen te stappen en met enkele boeken naar buiten te stappen.’
Wil je genezen?
‘Mijn vrouw zou dat willen. Ze is bang dat de vloer het gaat begeven onder de tonnen boeken in ons huis.’
Waarom zijn boeken zo belangrijk voor je?
‘Ik denk niet dat ik bookish ben: iemand die zijn hele leven alleen maar met zijn neus tussen de boeken zit. Maar boeken zijn een dialectisch middel om de wereld te leren kennen en begrijpen. En soms zijn ze een middel om aan die wereld juist te kunnen ontsnappen. Ik betreur de teloorgang van het boek. Je ziet de ontlezing heel duidelijk, ook in de publieke ruimte. Daar nemen boeken steeds minder plaats in: op luchthavens, in treinstations … daalt het aantal boekhandels zienderogen.’
Wat is daar de belangrijkste oorzaak van?
‘Veel heeft te maken met het internet. Het internet is een geweldige tool, maar een slechte leermeester. Als ik onderzoek doe over een onderwerp, is het internet een gigantische hulp. Ik kan in enkele uren het materiaal opzoeken waar ik anders maanden naar op zoek zou zijn. Maar het is geen substituut voor boeken. Het internet geeft je heel veel info, maar niet alle info die je nodig hebt. Wanneer je iets echt wilt begrijpen, dan heb je een tragere manier van reflectie nodig. Informatie is niet hetzelfde als wijsheid. Daar zit het verschil tussen internet en boeken.’
Maken boeken de wereld beter? Is dat de kracht van kunst, van literatuur?
‘Die vraag is fout geformuleerd. Juister is: kun je je een wereld voorstellen zonder artistieke expressie? Daarop is mijn antwoord heel duidelijk: nee! Het leven zou zonder kunst doelloos zijn, leeg, oppervlakkig. Misschien is het net doenbaar wanneer je het stadium van de jager-verzamelaar nog niet gepasseerd bent. Maar in alle andere gevallen heeft de mens een diepe behoefte aan artistieke expressie. Onze tijd is zeker geen golden age van de kunst. Maar er is wel massaal artistieke expressie. Ik kan me geen wereld inbeelden waarin niemand zich probeert uit te drukken; de menselijke conditie via artistieke middelen weergeven. Dus de vraag is niet: wordt de wereld beter of slechter door kunst? Wel: kunnen we zonder kunst leven?
Je werkt nu aan een essay over Shakespeare, waar gaat het precies over?
‘Het gaat over de historische toneelstukken Richard II en Richard III. Ik wil weten wat Shakespeare zelf dacht. Wat was zijn mens- en wereldbeeld? Velen vinden dat die vraag niet te beantwoorden is. De personages van Shakespeare zijn zo goed dat we hén wel kunnen leren kennen, maar nooit Shakespeare zelf. Ik kwam tot de conclusie: we kunnen wel iets over hem te weten komen. Shakespeare is niet enkel de grootste poëet, maar ook de grootste psycholoog aller tijden.’
Wat kunnen we over Shakespeares eigen filosofie te weten komen?
‘In beide stukken zitten scènes waarin een menigte de propagandistische nonsens gelooft die door de leiders wordt verkondigd; oppervlakkige nonsens. Het is zo realistisch beschreven en onvoorstelbaar toepasbaar op het moderne politiek leven. Daar kunnen iets uit concluderen: Shakespeare zal geen hoog beeld gehad hebben van de capaciteiten van de massamens. Hij is geen bewonderaar van de massamens, maar ziet wel de menselijkheid in de mens. In Richard II zien we ook dat hij een bepaald idee van gelijkheid bezat. Dat is echt iets bijzonders. Hij stelt Richard II niet als een goed mens voor, ook niet als een heel slecht mens. Een beetje een oppervlakkige koning. En wanneer hij van de macht verstoten is, reflecteert hij over zichzelf en krijgt hij iets tragisch. Dan beseft hij: ik ben een mens onder mensen. Stel je voor: het besef gewoon een mens te zijn, zoals wij allen mensen onder mensen zijn. Dat is een existentiële kwaliteit. Een prachtige gedachte. Hath not a Jew eyes? zegt hij. If you tickle us, do we not laugh? If you poison us, do we not die?
Dalrymple is haast geëmotioneerd wanneer hij die woorden citeert. Maar het tonen van emoties is in deze gentlemen’s club verboden. Hier geldt de regel van de stiff upperlip. En veel andere regels zijn er van kracht. Je mag geen elektronische toestellen boven halen. Foto’s nemen is er verboden. En zonder de juiste kleren kom je er niet eens in. Nu is het tijd om de Reform Club te verlaten en door de straten van Londen onze eigen wegen op te gaan. Bij het naar buiten gaan, blijft Shakespeare centraal staan en de gevoelige snaar die hij in Dalrymple raakt.
‘Er is niets in literatuur dat dit evenaart of zelfs maar benadert. Shakespeare kan inzicht brengen in alle aspecten van het menselijk leven. Het is ongelofelijk dat hij vierhonderd jaar geleden dingen kon toelichten die vandaag nog gebeuren. Romeo and Juliet bijvoorbeeld. Dat is niet zomaar een romantische tragedie. Dat toneelstuk verschaft je een echt inzicht in wat gedwongen huwelijken zijn. Ik ben die problematiek als psychiater vaak tegengekomen bij mijn patiënten.’
Keerde je tijdens je werk terug naar Shakespeare?
‘Hij was niet onbelangrijk voor me. Er is een heel goede therapeut die hem gebruikt om mensen meer zelfbewust te maken. Hij schreef zelfs een boek over Shakespeare als therapeutisch middel. Je kunt niet bewijzen dat het werkt, maar wat hij zei, klopt: er is geen menselijke situatie die Shakespeare niet kan helpen begrijpen.’
De cirkel van ons gesprek is bijna rond. We begonnen bij het coronavirus, hadden het over gezond en gelukkig zijn, over weerbaarheid en kunst. Ik vraag nog om een gouden tip om mentaal gezond te blijven in tijden van corona. Hoe moet je dagen in maximale afzondering goed doorkomen? ‘Zoek afleiding’, antwoordt Dalrymple. ‘Zoek afleiding in artistieke schepping. Lees. Stel je voor: wat zouden we nu zijn zonder boeken, zonder kunst, muziek, afleiding…’
Kunst zou ons dan misschien toch nog kunnen redden. Niet als remedie tegen virussen in het lichaam, maar als remedie tegen de vereenzaming in de geest. Wat ons de komende weken ook te wachten mag staan, ik vertrek met het voornemen om Shakespeare maar weer eens uit mijn boekenkast te halen. En misschien moeten we dat allemaal doen. Opdat we het zeker niet vergeten en beter zouden begrijpen. Of we nu ziek zijn of gezond, in quarantaine zitten of in lockdown gaan: ook van elkaar gescheiden, zijn we allen zoals allen, mensen onder mensen.