In Afrika heeft slechts 55 procent bevolking toegang tot internet; ook Verenigde Staten halen lage score

Mensen uit landen met een lage inkomens moeten voor hun toegang tot internet drie keer harder werken dan hun tegenhangers uit de rijkere wereld, terwijl de snelheid van het netwerk drie keer trager blijft. Dat blijkt uit een studie van analist Surfshark. De onderzoekers merken op dat het internet in deze armere landen vaak zo traag is dat zelfs videogesprekken niet mogelijk zijn.

De gebrekkige connectiviteit dreigt de populatie van deze arme gebieden, die ook zwaar te lijden hebben onder hoge inflatiecijfers en politieke onzekerheden, volgens Surfshark in een neerwaartse spiraal van economische ontberingen te storten.

Gebrekkige diensten

“De wereld vertoont een grote online kloof”, merken de onderzoekers van Surfshark op. “In Afrika is de situatie het meest problematisch. Op dat continent heeft slechts 55 procent van de bevolking toegang tot internet, tegenover 90 procent van de bevolking in Europa.”

“Maar zelfs de Afrikaanse populatie die op een online toegang kan rekenen, wordt geconfronteerd met grote uitdagingen op het gebied van intersnelheid en de betaalbaarheid van de online diensten. Op dit moment is internet in Afrika 79 procent minder betaalbaar dan in Europa en 83 procent minder betaalbaar dan in Oceanië, de regio met het meest betaalbare internet van de hele wereld.”

“De internetkloof is voor landen met lagere inkomens een groot probleem”, beklemtoont onderzoeksleider Agneska Sablovskaja. “Mensen die geen toegang hebben tot internet zijn afgesneden van de digitale mogelijkheden die de bevolking in landen met een hoger inkomen wel hebben.”

“Zonder internettoegang is het onmogelijk om online te studeren of werken. Bovendien is het onmogelijk om de economie met behulp van digitale export te laten groeien.”

“Bovendien lijdt het internet in landen met lagere inkomens ook onder de gevolgen van de lage online snelheden. Zelfs indien gebruikers in deze landen zich internet kunnen veroorloven, worden ze nog steeds geconfronteerd met aanzienlijke beperkingen op de acties die ze kunnen uitvoeren. Onder meer videogesprekken worden door lage internetsnelheden bijzonder moeilijk.”

Onevenwicht

De onderzoekers berekenden dat mensen uit landen met lagere inkomens ongeveer elf minuten langer moeten werken dan hun tegenhangers uit naties met hogere inkomens om toegang te krijgen tot één gigabyte mobiel internet, dat in deze arme regio’s echter ook nog eens 49 megabit per seconde trager werkt dan in de rijkere wereld.

“In de rijkere landen moet er gemiddeld zes minuten worden gewerkt om tot één gigabyte mobiel internet toegang te krijgen”, stippen de onderzoekers aan. “Daarvoor krijgen ze een service met een snelheid van 75 megabit per seconde.”

“In landen met een lager inkomen moet daarentegen zeventien minuten worden gewerkt voor één gigabyte internet. In ruil daarvoor is echter slechts een snelheid van 26 megabit per seconde beschikbaar.”

“De gemiddelde mobiele internetsnelheid in landen met lagere inkomens is dan ook drie keer zo laag dan in rijkere naties”, werpen de onderzoekers op. “Dit zorgt voor beperkingen in de online activiteiten die mogelijk zijn.”

“Een online snelheid van 26 megabit per seconde is misschien voldoende voor het streamen van een film, maar volstaat niet voor het voeren van een videogesprek, waarvoor minstens 50 megabit per seconde noodzakelijk is.”

“De situatie met vast breedband is trouwens niet beter”, wordt er nog opgemerkt. “Personen in landen met lagere inkomens moeten acht uur harder werken dan hun tegenhangers uit de rijkere wereld voor een toegang tot een vast breedband dat 83 megabit per seconde trager is.”

De onderzoekers wijzen er nog op dat in de Verenigde Staten 67 procent van de bevolking toegang heeft tot internet. “Alleen Afrika kent een lagere online penetratie dan de Amerikaanse markt”, luidt het.

(as)

Meer