Mensen die over een uitzonderlijk geheugen beschikken – en geheugencompetities winnen – verkrijgen dat door oefening en niet omdat het aangeboren is. Dat denkt Joshua Foer, de auteur van het boek Moonwalking with Einstein: The Art and Science of Remembering Everything.
Geheugenexperts bouwen in hun geest geheugenpaleizen – fictieve structuren door de welke ze mentaal kunnen wandelen om visueel te connecteren met zaken die ze daar hebben neergezet.Wanneer ze iets interessants zien of meemaken gaan ze emotionele beelden associëren met de feiten die ze zich willen herinneren en creëren ze als het ware ‘nieuwsitems’ die ze in hun paleis neerzetten.
Volgens Foer is de techniek al in de vijfde eeuw voor Christus ontwikkeld door Simonides van Ceos, een dichter die de enige overlevende was van een banket dat werd gehouden in een paleis dat instortte. Wanneer hem gevraagd werd de feiten te reconstrueren, sloot hij zijn ogen en kwam hij tot een verbazende ontdekking: hij kon zich elke gast herinneren en de plaats aan tafel waar die gezeten had. Simonides was dermate onder de indruk van zijn ontdekking dat hij een geheugentechniek ontwikkelde die de basis zou worden van wat later ‘de kunst van het geheugen’ zou worden genoemd. Hij besefte dat indien er in plaats van gasten enkel grote Griekse filosofen aanwezig waren geweest hij hun namen zou hebben kunnen onthouden door ze in alfabetische volgorde aan tafel te zetten. Zowat alles kon volgens de dichter onthouden worden op voorwaarde dat we er een logische volgorde aan geven door bijvoorbeeld aan elk element een beeld toe te wijzen en het een plaats in een fictief gebouw te geven.
Wanneer men later door dat gebouw wandelt zal men alle gewenste gegevens opnieuw aantreffen op de plaats die we hen gegeven hebben. Zo’n gebouw doet dan dienst als geheugenpaleis.Door de eeuwen heen is onze geheugenfunctie fel gewijzigd. Moesten onze voorouders vooral onthouden waar ze voedsel konden vinden of gevaar liepen door de aanwezigheid van wilde dieren, dan moeten mensen zich vandaag eerder de voor- en achternaam en het gsm-nummer herinneren van twaalf gasten met wie ze een tafel deelden op een zakenlunch.
Onze voorouders hadden het eigenlijk een pak makkelijker omdat ze met visuele beelden konden werken. Ook in het naslagwerk “Rhetorica ad Herennium” wordt aangeraden om moeilijke zaken op een eenvoudige manier in het geheugen te prenten door ze te koppelen aan ongewone, sprekende beelden die we dan in ons geheugenpaleis neerzetten. Hoe gekker en idioter de beelden, hoe efficiënter ze worden om te onthouden en makkelijker om terug op te roepen. Banale zaken die we meemaken zijn veel moeilijker in herinnering te brengen dan ongewone, uitzonderlijke, grootse en belachelijke zaken.
Mensen met een goed geheugen onderscheiden zich dan ook van de anderen door hun talent om onmiddelijk en snel grootse beelden te creëren van niet zo grootste dingen. Dit soort mensen geeft ook grif toe dat hun geheugen het resultaat is van hun verbeelding eerder dan van een aangeboren talent om zaken te onthouden.