De opkomst van kleermakers in de straten van Pyongyang is een duidelijk signaal dat Noord-Korea ook economisch een evolutie kent. Dat betoogt het magazine The Economist. Aangevoerd wordt dat niet langer iedereen in dezelfde officiële kleding in het openbaar verschijnt. Vooral de begoede populatie van de Noord-Koreaanse hoofdstad stapt steeds vaker met eigen ideeën of ontwerpen bij de kleermakers binnen.
De stoffen voor die kleding worden vaak ingevoerd. Die import komt vooral uit China, maar in toenemende mate ook uit steeds meer andere landen.
Lokale bevolking
“Hoewel mode uit China en zelfs Zuid-Korea steeds meer zijn weg vindt naar de markten van Pyongyang, is de nieuwe mode vaak het werk van lokale kleermakers,” zegt The Economist. “Deze activiteit vormt weliswaar slechts een klein onderdeel van de Noord-Koreaanse textielindustrie, die traditioneel ongeveer 30 procent van de export van het land vertegenwoordigt, maar is één van de vele takken van een opkomende privé-economie, die in Noord-Korea officieel nog steeds wordt verboden. “
De grotere textielfabrieken langs de Chinese grens richten zich vaak op mondiale markten, maar de maatwerkbedrijven van Pyongyang spitsen zich vooral toe op de lokale bevolking.
Door vrouwen geleid
“Deze fabrieken worden vaak door vrouwen geleid en hebben slechts een handjevol werknemers,” benadrukt The Economist. “De meesten zijn officieel aangesloten textielbedrijven van de staat en moeten een deel van hun winsten afdragen, maar opereren grotendeels onafhankelijk.”
“De kleermakers reageren op de vraag van een beperkt, maar groeiend klantenbestand. Een toenemend aantal inwoners van Pyongyang kan van een relatieve weelde genieten, meestal als lid van de politieke elite of actief in een alternatieve economie van semiofficiële particuliere ondernemingen. Deze groep wil zich graag van de rest van de bevolking onderscheiden.”
Gedoogbeleid
In het verleden zou een dergelijk gedrag problemen hebben opgeleverd. “Afwijkingen van de officieel goedgekeurde traditionele Koreaanse mode werden lang als politieke dissidentie geïnterpreteerd en bestraft,” aldus The Economist.
“Jeans, die geassocieerd worden met de Verenigde Staten, zijn nog steeds verboden. Het Noord-Koreaanse blijft openlijke uitingen van individualiteit weren, maar in de modesector kan in toenemende mate een tolerant beleid worden opgemerkt. “
“Stijlvolle mode is echter niet goedkoop. De bekendere kleermakers van de stad rekenen tussen 8 dollar en 50 dollar voor een shirt en ongeveer 100 dollar voor een kostuum. Dat is aanzienlijk duurder dan de collectie in de warenhuizen of informele markten.