In de aanloop naar de Nederlandse verkiezingen van 22 november, loont het de moeite de balans op te maken van de verwezenlijkingen van de man die de Nederlandse politiek 13 jaar lang heeft gedomineerd: Mark Rutte.
Rutte werd voor de eerste keer Nederlands Minister-President in 2010. Doorheen zijn vier regeringsperiodes toonde hij zich een ware politieke kameleon. Daarbij was hij niet te beroerd om te steunen op de zetels van de rechtspopulist Geert Wilders in zijn eerste kabinet, dan wel grote toegevingen te doen aan de steeds meer links-groen uitslaande partij D66 bij zijn derde en vierde kabinet.
Op economisch vlak kende Nederland onder Rutte matige groei, wat ook te maken heeft met het feit dat onder de kabinetten-Rutte de belastingdruk steevast is toegenomen, iets waar een liberaal politicus toch moeilijk trots op kan zijn. De Coronacrisis, waar Rutte meeging in het gefaalde lockdown-model, kan hiervoor slechts deels als excuus gelden.
Op vlak van energiebeleid waren de regeringen-Rutte ambigu, waarbij er aan de ene kant wel openheid was voor CO2-neutrale kernenergie, met de beslissing om nieuwe kerncentrales te bouwen, maar aan de andere kant het grootste gasveld van Europa, in Groningen, te sluiten. Die laatste beslissing kwam volgens tegenstanders tot stand “zonder rationele kosten-baten analyse”. Bovendien is het toch maar bedenkelijk, gezien de grote vrees die er verleden jaar was voor gastekorten in Europa, terwijl de Europese industrie nog steeds lijdt onder dure energie, en terwijl Nederland zelf, net als andere Europese lidstaten, lange termijncontracten voor gas afsluit met leveranciers als Qatar.
Europese transfers
Zeker wat betreft EU-politiek kwam het gebrek aan standvastigheid bij Mark Rutte helemaal boven. Aan de ene kant was hij de man die dreigde geen geld meer naar het failliete Griekenland te sturen, iets wat de Eurozone kon doen ontploffen, maar uiteindelijk tekende hij wel bij het kruisje in 2015 voor Griekenland, en gaf hij in 2020, gedurende de Coronacrisis, zijn verzet op tegen het zogenaamde “Coronaherstelfonds”, een nieuw Europees miljardenfonds.
Dat laatste zou wel eens binnen ettelijke jaren de grootste smet op Rutte’s blazoen kunnen blijken. Dat de Europese rekenkamer nu kritisch is voor de controle op het herstelfonds, inclusief “een gebrek aan verantwoording” over de besteding van geld van de EU-burgers, mag geen verrassing heten, gezien de waarschuwingen die werden geuit bij de totstandkoming ervan. Het grootste probleem is echter dat het fonds permanent dreigt te zullen worden.
Het verschil tussen dit fonds, dat een 800 miljard euro aan leningen en giften aan EU-lidstaten voorziet, en de meeste andere Europese uitgaven, is dat deze zogenaamde “Recovery and Resilience Facility” (RRF) niet wordt gefinancierd door afdrachten door de EU-lidstaten maar integendeel door gemeenschappelijke schulduitgifte door de Europese Commissie, iets waar juridische twijfel over werd geuit, wat uiteraard uiteindelijk geen bezwaar bleek om er toch mee door te gaan.
Binnen ettelijke jaren zullen die schulden immers moeten worden terugbetaald door de Europese Commissie aan de schuldeisers die deze feitelijke “eurobonds” hebben gekocht, en tot dusver is het niet beslist hoe lidstaten daar voor zullen opdraaien. Uiteraard staat het in de sterren geschreven dat de steeds krap bij kas zittende lidstaten een eenvoudige transfer naar de Commissie zullen willen vermijden en het allicht ook niet zullen zien zitten om de Europese Commissie toe te laten de Europese burger dan maar rechtstreeks te belasten om het geld te incasseren. Dan rest er nog maar één optie: een nieuwe lening aangaan om de oude lening terug te betalen, wat ook al standaardpraktijk is van hoe nationale regeringen zich financieren.
In de praktijk betekent dit dat het Coronaherstelfonds een permanent fonds wordt. Zoiets vermijden was in 2020 nochtans de voorwaarde voor Rutte om dit door Angela Merkel gewenste fonds te aanvaarden.
We weten natuurlijk niet met zekerheid of het zo zal uitdraaien, maar de nationale leiders, die hierover zullen moeten beslissen, krijgen er wel alle stimulansen toe. Daarbovenop hebben zij een stimulans om Europese uitgaven voortaan eerder via dit herstelfonds dan via de klassieke Europese begroting te financieren. Op die manier wordt immers het voortdurende gehakketak over netto-betalers en netto-ontvangers vermeden – bij het Coronaherstelfonds is dat allemaal veel onduidelijker – en moet er in de eerste plaats geen geld in de nationale begroting worden gevonden. De kleinkinderen betalen immers de rekening, via meer Europese schuld. Zelfs indien er te weinig interesse bij internationale investeerders zou bestaan om het Europese schuldpapier te kopen, is er een oplossing: de Europese Centrale Bank (ECB) kan eenvoudigweg geld bijdrukken, en spaarders betalen de rekening dan wel via inflatie, wat in de statistieken niet altijd eenvoudig tot uiting komt.
Brexit
Mark Rutte ziet zichzelf misschien al in een prominente internationale functie, zoals NAVO secretaris-generaal. Toch is zijn internationaal palmares niet indrukwekkend. Ook in het Brexit-gebeuren liet hij steken vallen. Rutte werd door de Britse Premier David Cameron gezien als de meest betrouwbare bondgenoot om hervormingen van de EU binnen te halen die ervoor zouden moeten zorgen dat de Britten bij de EU bleven, ook al omdat de Nederlanders volgens peilingen net als de Britten voorstander waren van de door het Verenigd Koninkrijk gevraagde hervormingen. Die kwamen er kortgezegd op neer nationale controle over het EU-beleidsniveau te versterken en een gevaarlijke machtscentralisering te verhinderen. Doorheen de dertien jaar dat Mark Rutte aan de macht was, nam het aantal Nederlanders dat minder bevoegdheden voor de EU wil toe van 46 naar 54 procent, maar in de praktijk kreeg de EU enkel meer macht.
In de praktijk stak Rutte in de jaren voor het Britse referendum in 2016 nauwelijks een poot uit om Cameron te helpen, net zoals Angela Merkel. De enige die een inspanning deed, was de Poolse regering, door toe te laten dat EU-lidstaten voortaan iets meer controle zouden krijgen over bepaalde sociale voordelen voor migranten uit andere EU-lidstaten. Aangezien er zoveel Polen in het VK woonden, was het te verwachten dat dit sommigen onder hen zou treffen, maar de Poolse regering begreep het geopolitiek belang van het VK, iets wat Rutte en Merkel eenvoudigweg negeerden, maar wat ondertussen met de oorlog in Oekraine wel duidelijk is geworden.
Na het Brexit-referendum leek Rutte wel wakker geworden, en speelde hij een belangrijke rol om disruptie en zeker een “no deal” Brexit te vermijden. Waar Rutte ook krediet voor verdient is zijn steun voor de “Better Regulation” agenda van de Europese Commissie, onder meer tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in 2016. Jammer genoeg verwaterde dat initiatief echter, en de Nederlandse Eurocommissaris die verantwoordelijk was voor deze agenda, de sociaal-democraat Frans Timmermans, ontpopte zich niet veel later tot een ware klimaatzeloot voor wie er nooit genoeg nieuwe klimaatregels konden worden uitgevaardigd. Ook Rutte verdient met de vinger gewezen te worden hiervoor, want het was hij die Timmermans nomineerde als Europees Commissaris in 2019, ook al was dit volstrekt onnodig, aangezien de partij van Timmermans toen niet eens in de Nederlandse regering zat.
Stikstof
Het gebrek aan assertiviteit van Rutte op Europees vlak had ook grote gevolgen op binnenlands politiek vlak. De extreme stikstofmaatregelen van de regering-Rutte gingen van een landelijke beperking van 100 kilometer per uur op de autosnelweg tot plannen voor grootscheepse sluiting van landbouwondernemingen. Daarbij is het de bedoeling dat de belastingbetaler voor zomaar even 25 miljard euro mag opdraaien om die ondernemingen te vergoeden. Dit alles leidde tot dergelijk groot protest dat de boerenpartij BBB in de lente van 2023 de grootste partij van het land werd bij provinciale verkiezingen. Het dossier is nog steeds niet beslecht.
Ook al werden er nationale fouten gemaakt op vlak van stikstofbeleid, ligt de kern van het probleem toch op EU-beleidsniveau, waar het bijzonder moeilijk wordt gemaakt om natuurgebieden te wijzigen nadat die zijn vastgelegd op vraag van EU-regelgeving. In 2020 al pleitte voormalig Nederlands Minister van Buitenlandse Zaken, Maxime Verhagen, toen voorzitter van de Nederlandse bouwsector, ervoor dat premier Rutte naar Brussel zou gaan om het over de Natura-2000 gebieden te hebben, waarbij hij stelde: “Natuurgebieden moeten robuuster en minder kwetsbaar” en “Zet je veto in”.
Los van wat halfslachtige pogingen tot overleg met de Europese Commissie, durfde Rutte echter nooit dit thema op de tafel leggen bij zijn collega-regeringsleiders. Dit ondanks het grote belang voor de Nederlandse economie en ondanks het feit dat Nederland zowat de grootste Europese nettobetaler is per hoofd.
Vrijhandel
Waar Rutte wel standvastigheid vertoonde was op vlak van steun voor internationale vrijhandel. Ondanks het feit dat het Nederlands parlement gromde over het Mercosur – vrijhandelsakkoord met Latijns-Amerikaanse landen, bleef zijn partij onverkort voorstander. Nadat een referendum over het EU-Oekraine verdrag in 2016 duidelijk had gemaakt dat er bezorgdheid was dat dit verdrag ook een soort van politieke samenwerking met Oekraine zou inhouden, inclusief dubbelzinnige passages over militaire samenwerking, was Rutte creatief en verkreeg hij een verklaring die duidelijk maakte dat de opzet louter economisch was.
Eerder deze maand nog, in zijn laatste weken, maakte Rutte zich verdienstelijk door op EU-niveau te pleiten voor het erkennen van de standaarden die Zuid-Oost-Aziatische palmolie – exporteurs hanteren om ontbossing tegen te gaan. Door de weigering van de EU om dit te doen, was er een hoogoplopend handelsconflict met Maleisië en Indonesië ontstaan, waarbij die laatste zelfs in mei besloten om de handelsgesprekken met de Europese Unie te bevriezen. Dat is bijzonder problematisch, omdat het van het grootste belang is voor het Westen om in tijden van oplopende spanningen met China de goede banden met die regio te behouden. Het ITC, een gezamenlijk agentschap van de VN en de Wereldhandelsorganisatie, waarschuwde eerder dit jaar dat de aanpak van de EU een “catastrofaal” effect op de wereldhandel kunnen hebben, omdat vooral kleinere producenten “afgesneden” dreigen te worden van de handelsstromen.
Het feit dat het Verenigd Koninkrijk integendeel wel het lokale “Malaysian Sustainable Palm Oil (MSPO)” certificeringsprogramma erkent, kan als extra bewijs dienen dat zoiets de juiste aanpak is, ook al omdat eerder dit jaar bleek dat Maleisië volgens Global Forest Watch grote vooruitgang boekte in het terugdringen van ontbossing. Het is dus mooi om te zien dat Rutte toch tegengas geeft tegen de neiging van de Europese Unie om handelsbetrekkingen te ondermijnen door steeds verdergaande eisen op vlak van milieu en sociale regulering, ook al bewijst het verleden dat meer handel net de zorg voor het milieu en de sociale situatie ter plaatse verbetert.
Moeilijke regeringsvorming op til
Het Nederlandse politiek landschap is hopeloos versplinterd. De evidente oplossing hiervoor zou een wijziging van het kiesstelsel in de richting van een meerderheidskiesstelsel of een soort van bonus voor de grootste partij zijn, maar zoiets kwam er dus niet.
Op dit moment is de boerenpartij BBB alweer teruggezakt in de peilingen en wordt opnieuw volgens diezelfde peilingen het Nieuw Sociaal Contract (NSC) van Pieter Omtzigt de grootste partij. Omtzigt is een alomgerespecteerd Christendemocratisch politicus die erin slaagde om het derde kabinet-Rutte te doen vallen over een schandaal en nadien een eigen partij begon. Omtzigt staat ideologisch in het centrum, maar gaf de indruk meer interesse te hebben in een centrum-rechts kabinet, vooraleer hij dat dan weer ontkende. Wat Omtzigt verkiest, is allesbepalend voor de kansen van Frans Timmermans, die de Europese Commissie verliet in de hoop voor de alliantie van sociaal-democraten en groenen Premier te kunnen worden, maar volgens ervaren journalist Syp Wynia weinig kans heeft om daarin te slagen.
Omtzigt stelt op zijn beurt ook niet noodzakelijk die functie te willen, uit waardering voor het Parlement. Ook schuwt hij het Scandinavisch model van minderheidskabinetten niet, temeer omdat dit de rol van het Parlement kan versterken, en politici dwingen om op basis van inhoud beslissingen te nemen.
Naar alle waarschijnlijkheid wordt het een bijzonder complexe formatie. Zelfs als een aantal centrumrechtse partijen samen een meerderheid zouden behalen in de Tweede Kamer, en dan zouden regeren met de rechtspopulist Geert Wilders, die openlijk signalen uitstuurt dat hij wil matigen, is het goed mogelijk dat zo’n constellatie nog steeds geen meerderheid geniet in de Eerste Kamer. Naar verluidt verwachten Nederlandse politieke partijen om die reden dat er in 2025 opnieuw verkiezingen komen.
Wie er ook aan de macht komt, zal in elk geval de stikstofcrisis moeten aanpakken. Zelfs klimaatzeloot Frans Timmermans heeft reeds toegezegd om de doelstelling om stikstof te halveren tegen 2030 – alom gezien als bijzonder heikel – te laten vallen. Omdat Mark Rutte echter heeft nagelaten om dit dossier op de Europese diplomatieke tafel te leggen, zal gelijk welke regering dus met dezelfde beperkingen als het uittredende kabinet kampen. Zachte heelmeesters maken vuile wonden.
De auteur Pieter Cleppe is Editor-in-Chief bij BrusselsReport.eu