Aanvallen wilde katachtigen voor mens het meest dodelijk

Meldingen van aanvallen van grote carnivoren op mensen zijn de voorbije halve eeuw toegenomen, maar de frequentie en context van deze incidenten hangt af van sociaaleconomische en omgevingsfactoren. Dat is de conclusie van een studie onder leiding van wetenschappers aan het Museo delle Scienze in Italië en het Consejo Superior de Investigaciones Científicas (CSIC) in Spanje.

Waarom is dit belangrijk?

Sociaaleconomische factoren en omgevingssituaties vormen een belangrijke factor bij de aanvallen van grote roofdieren op mensen. Dat blijkt uit een Spaans-Italiaans onderzoek, gebaseerd op een analyse van meer dan vijfduizend meldingen van aanvallen sinds het begin van de jaren zeventig van de voorbije eeuw tot het einde van het voorbije decennium.

Een op drie dodelijk: In totaal registreerden de onderzoekers 5.089 aanvallen van grote roofdieren waarbij de slachtoffers lichamelijk letsel opliepen.

  • “Daarbij moest worden vastgesteld dat 32 procent van de aanvallen in de dood van het slachtoffer eindigden”, merken de onderzoekers Giulia Bombieri en Vincenzo Penteriani op.
    • “Tevens kon worden opgemerkt dat het aantal gemelde aanvallen in de loop van de voorbije decennia, vooral in landen met een laag inkomen, is toegenomen.”
  • Aanvallen in landen met hoge inkomens werden het meest tijdens recreatieve activiteiten – zoals wandelen, kamperen of wandelen met de hond – opgetekend.
    • Bijna 90 procent van de aanvallen in landen met een laag inkomen gebeurden daarentegen tijdens activiteiten die met het levensonderhoud – zoals landbouw, visserij of het weiden van vee – verband hielden.
  • Wilde katachtigen en hondachtigen waren verantwoordelijk voor de meeste aanvallen uit roofdoeleinden.
    • De agressie bij beren werd echter vaker opgemerkt wanneer de dieren door de menselijke aanwezigheid verrast waren, of wanneer ze zich gedwongen voelden hun jongen of buitgemaakte voedselwaren te verdedigen.
  • De meeste dodelijke aanvallen vonden plaats in landen met lagere inkomens waar tijgers en leeuwen voorkomen.
    • Daarbij wordt opgemerkt dat 65 procent van de aanvallen van deze soort eindigden met de dood van het slachtoffer, gevolgd door hondachtigen (49 procent) en beren (9 procent).
    • Nog werd vastgesteld dat de aanvallen van leeuwen meestal tot doel hadden om het slachtoffer als voedsel te gebruiken.

Lokale context: “Om aanvallen van grote carnivoren te kunnen verminderen, moet er dan ook naar de sociaal-economische context worden gekeken”, werpen Bombieri en Penteriani op.

  • “In landen met een hoog inkomen kunnen campagnes worden opgezet om bezoekers en bewoners van gebieden met grote carnivoren voor te lichten over risicovol gedrag en over de toepassing van tactieken die kunnen helpen gevaarlijke ontmoetingen te vermijden.
  • “In landen met lagere inkomens, waar coëxistentie met grote carnivoren meestal onvrijwillig is, zouden daarentegen moeten gewerkt worden met bestemmingsplannen die mensen en vee scheiden van habitats met grote carnivoren”, voeren de wetenschappers nog aan.
    • “Daarbij zouden ook inspanningen moeten worden gedaan om beschermde gebieden uit te breiden, terwijl ook de verbindingen de tussen habitats zouden moeten worden hersteld. Deze preventieve maatregelen kunnen echter moeilijk uitvoerbaar zijn naarmate de wereldbevolking groeit.”
    • “Wanneer de menselijke activiteiten overlappen met het verspreidingsgebied van grote carnivoren, is het van cruciaal belang te begrijpen op welke manier een coëxistentie kan worden opgezet met soorten die een bedreiging kunnen vormen voor de mens.”
    • “De factoren die leiden tot aanvallen van grote carnivoren op mensen hangen af van de combinatie van lokale sociaal-economische en ecologische factoren. Dit betekent dat maatregelen om aanvallen van grote carnivoren te verminderen met de uiteenlopende lokale ecologische en sociale contexten rekening moeten houden.”

(fjc)

Meer