Het legt toch wel een kloof bloot, de cijfers waarmee Knack uitpakt over de beslissingen van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Dat rechtscollege is het niveau waar een asielzoeker in beroep kan gaan, als hij of zij geen asiel heeft gekregen bij het Commissariaat-Generaal van de Vluchtelingen, het eerste niveau dat zich moet uitspraken.
En wat blijkt? Tussen 2017 en 2021 ging men in 92 procent van de gevallen akkoord met de beslissing, slechts 8 procent van de beslissingen werden vernietigd. Tenminste als die asielzoeker voor Nederlandstalige rechters verscheen. Want in diezelfde periode vernietigden Franstalige rechters liefst 29 procent van de zaken, een cijfer dat dus veel hoger ligt dan bij de Vlaamse kamer. Slechts 71 procent van de zaken werden bevestigd. Anderzijds spreken de Vlaamse rechters zich slechts in 1,28 procent van de gevallen uit voor het toewijzen van asiel, bij de Franstaligen is dat liefst 12 procent, of tien keer meer.
Die cijfers zaten al in de grote audit die staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (cd&v) bestelde. Een interne commissie gaat nu het probleem bekijken. En de Raad zelf kondigde met een nieuwe voorzitter in september al aan er iets aan te willen doen. Op het kabinet de Moor spreekt men van “een positieve zaak dat ze zelf tot meer eengemaakte rechtspraak willen komen”. De regering kan niet rechtstreeks tussenkomen: scheiding der machten is dat.
Vanuit oppositie geeft voormalig staatssecretaris Theo Francken (N-VA) kritiek: “Er is geen eenheid van rechtspraak in asielzaken. Asielzoekers smeken om op de Franstalige taalrol te komen, toch hebben ze geen keuze. En zo wordt al jaren het gelijkheidsbeginsel geschonden, door de rechtbank zelf. Iedereen zwijgt, want te pijnlijk voor woorden.”