De inflatoire ineenstorting van de Romeinse denarius leert ons heel wat bij over de huidige problemen van het Amerikaanse geldbeleid.
De Amerikaanse inflatie op jaarbasis daalde van 8,5 procent in maart tot 8,3 procent in april. Dat is het hoogste niveau sinds de jaren tachtig en het is onwaarschijnlijk dat dit percentage op korte termijn aanzienlijk verder zal dalen, denken vele experten. Volgens ramingen van websites zoals ShadowStats zouden de Amerikaanse consumentenprijzen zelfs een werkelijke inflatie van ruim 15 procent zien.
Het probleem van inflatie zal de komende maanden een steeds centralere rol gaan spelen bij de beleidsvorming van overheden. “We zullen ons steeds meer bewust worden van de schuldenval waar de Amerikaanse overheid mee te maken heeft. Een verhoging van de rente van één procent kost haar 230 miljard dollar extra”, schrijft Goldmoney-analist Alasdair Macleod.
De grote vraag is of Amerikaans president Joe Biden zal opdraaien voor de inflatie door te snijden in de begroting van de overheid in tijden van economisch verval. Volgens Macleod is dit zeer onwaarschijnlijk. Een stijging van drie of vier procent van de rentevoet zou immers catastrofaal kunnen zijn voor de Amerikaanse economie.
Het Verenigd Koninkrijk werd in de jaren zeventig met een soortgelijke situatie geconfronteerd en moest toen gered worden door het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Dit zou vandaag echter geen optie zijn voor de Verenigde Staten. “Er is geen enkele manier waarop het IMF of een andere supranationale organisatie kan ingrijpen in het economisch beleid van de VS”, zegt Macleod. Dat zou komen omdat de Amerikaanse leiders hun markt niet volledig begrijpen of erkennen, hoewel de marktrealiteit het geldbeleid van politici zou moeten sturen, meent de analist.
Interessant is vooral dat Macleod een reeks parallellen ziet tussen de huidige problemen van de Amerikaanse economie en de problemen van de denarius, de Romeinse zilvermunt. Na zo’n twee eeuwen aan geldontwaarding zou de Romeinse denarius uiteindelijk bijna geen zilver meer bevatten. Een steeds duurder wordende bureaucratie zou uiteindelijk de economie van de Romeinen nekken en de ondergang van hun rijk mee bespoedigd hebben.
Westen ontwaardt munten om zijn welvaart en legers te betalen
Hoewel zo’n historische vergelijking moeilijk vol te houden valt voor verschillende redenen en er essentiële verschillen zijn tussen de geschiedenis van Verenigde Staten en het Romeinse rijk, zouden we toch heel wat kunnen leren van de ondergang van de denarius. Het Amerikaanse en Romeinse systeem zouden namelijk een “verstikkende bureaucratie” en “gebrek aan waarde in het muntstelsel” delen, meent Macleod.
De Romeinse keizer Nero begon in de eerste eeuw na Christus met het devalueren van de denarius door de hoeveelheid in zilver die in de munt werd geslagen, af te bouwen. Het zilvergehalte van de Romeinse munt moest zakken omdat de spilzieke Nero niet genoeg geld meer had om zijn legers te betalen. Drieënveertig keizers na Nero gingen verder met dit devaluatieproces tot de munt twee eeuwen later onder keizer Diocletianus vervangen werd door een nieuw geldsysteem. Het systeem van Diocletianus maakte gebruik van verschillende nieuwe munten; een zilveren argenteus, de met zilverfolie bedekte follis, ofwel nummus, en de bronzen radiatus. De bronzen munten werden door de genadeloze inflatie echter snel waardeloos.
Sinds de jaren 30 zou de Amerikaanse economie steeds meer parallellen vertonen met dit Romeinse verhaal, denkt Macleod. “Zoals de keizers van Rome hun munten ontwaarden om hun spilzucht en legers te betalen, zo hebben de VS en zijn westerse bondgenoten hun munten ontwaard om hun welvaart en militaire uitgaven te betalen”, werpt de analist op. Royale bedragen uitgeven aan het leger zou essentieel geweest zijn voor Romeinse keizers. Wie soldaten niet kon betalen zou wel eens snel de dood vinden door toedoen van de pretoriaanse garde, ofwel de keizerlijke lijfwacht.
Zo’n 225 jaar na het bewind van Nero zou keizer Diocletianus overigens nog een poging ondernomen hebben om de peperdure bureaucratie van Rome en rampzalige financiën te redden alvorens hij een nieuw muntsysteem invoerde. In het jaar 301 voerde de keizer een prijzenedict in met een maximumprijs voor allerlei goederen en diensten. De hoogste prijslimiet in het edict gold voor een pond purper geverfde zijde met een plafond van 150.000 denarii. Een wilde leeuw kostte bovendien evenveel. De bedoeling hiervan was dat de koopkracht van de uitgegeven soldij kon bewaard worden en dat de inflatie kon beperkt worden door de prijzen van goederen en diensten in evenwicht te houden.
“Biden is niet Diocletianus, maar de Amerikaanse overheid zal weldra in verleiding komen om prijscontroles in te voeren. En wat levensmiddelen betreft, zouden de prijzen van vlees en zuivel deze zomer de maximumprijzen van Diocletianus kunnen bereiken”, denkt Macleod.
De dollar implodeert een pak sneller dan de denarius
Er valt nog een tweede vergelijking met de Romeinse denarius en de Amerikaanse dollar te maken. De Romeinse munten waren op een gegeven moment de belangrijkste munteenheid voor een groot deel van de bekende wereld. De Amerikaanse dollar is al bijna een eeuw lang ‘s werelds belangrijkste reservemunt. Zo’n 170 vormen van fiatgeld zouden verbonden zijn met de Amerikaanse greenback.
“Een versnelde ineenstorting van de dollar zal de meesten van die munten ten val brengen, net zo zeker als de ineenstorting van de Romeinse munteenheid de wereld naar de middeleeuwen dreef”, denkt Macleod. Het huidige inflatie- en schuldenprobleem van de Amerikaanse economie vormt een moderne schuldenval die we tot nu toe nog nooit gezien hebben. “Dit zal onvermijdelijk leiden tot een versnelling van de monetaire inflatie en uiteindelijk tot een ineenstorting van de koopkracht van de dollar”, orakelt de analist nog.
Indien een volgende kredietcrisis zou aanbreken, kan dit de stijgende inflatie in overdrive kunnen brengen. Macleod spreekt alvast van een “modern Diocletianusmoment”, ofwel een finaal moment van ontwaarding voor een muntsysteem ineenstort, met alle gevolgen van dien. “Een kredietcrisis is altijd het hoogtepunt van een kredietcyclus, endemisch voor economieën die gedestabiliseerd zijn door banksystemen die de consumptie trachten te stimuleren door de inflatie van valuta en krediet”, legt de analist verder uit.
De afbrokkeling van de Amerikaanse financiële dienstverlener Lehman Brothers, wiens faillissement in september 2008 leidde tot de Kredietcrisis, zou nog maar een voorsmaakje zijn van een volgende grote economische crisis, denkt Macleod. “En in tegenstelling tot de Romeinen, die 225 jaar nodig hadden om de denarius, zijn opvolgers en het rijk zelf te vernietigen, ziet het ernaar uit dat de huidige golf van geldvernietiging al na ongeveer een eeuw ten einde zal zijn”, besluit de analist.
(kg)