Auto’s, treinen, boten en zelfs verwarming op waterstof: de toepassingen van het goedje zijn schijnbaar oneindig. Iedereen lijkt fan van waterstof, maar waar komt dat enthousiasme vandaan?
Eerder dit jaar werd de Energy Observer voorgesteld, de eerste boot die zelfstandig kan varen op waterstofenergie. Een sterk staaltje wetenschap en ook een toekomstbeeld. De redenen voor enthousiasme zijn duidelijk, waterstof kan namelijk volledig groen gemaakt worden.
Beleggers zijn ook mateloos enthousiast. Het beste voorbeeld is wellicht Nikola, de in ongenade gevallen producent van elektrische trucks. Die zouden niet alleen op batterijen, maar ook op waterstof gaan rijden. Het aandeel was een superster op de beurs, tot de chef moest toegeven dat vele beloftes nog niet waren ingevuld.
Maar het kan: er zijn intussen enkele grote automerken die waterstofwagens hebben gemaakt. Zowel bij Nissan als bij Honda rijden er intussen wagens op waterstof rond. Maar om een volledige overschakeling te maken naar waterstof, is het nog te vroeg.
Wat is waterstof?
Waterstof is het meest voorkomende element op aarde. We kunnen het ook opwekken, bijvoorbeeld door een elektrische stroom door water te sturen en zo de waterstof af te splitsen. Die H2-molecule bevat de energie, potentiële elektriciteit zeg maar.
Dat wil zeggen dat waterstof een hernieuwbare energiebron is, dat maakt het erg aantrekkelijk. Om het groen te houden, moet de elektriciteit die voor elektrolyse gebruikt wordt, wel zonder uitstoot geproduceerd worden. Dat is vooralsnog vrij duur. Maar die twee elementen tonen aan waarom investeerders al even aan waterstof snuffelen.
Wie is er met waterstof bezig?
Wie met transport werkt, heeft sowieso interesse in waterstof. Het is het alternatief voor batterijen en kan onderweg opgewekt worden, dus dat maakt het interessant voor wie met vervoer op de lange afstand werkt, zoals schepen. Maar ook als energie an sich is waterstof interessant. Getuige daarvan zijn de talloze nationale projecten.
De EU heeft bijvoorbeeld een waterstofcentrale van 40 gigawatt besteld, die moet tegen 2030 werken. Ter vergelijking: die zou twee keer de capaciteit van de grootste waterkrachtcentrale ter wereld moeten hebben. Daar is 470 miljard euro voor vrijgemaakt, deels geld uit de private markt en deels overheidsgeld.
In Duitsland liet Angela Merkel in september dan weer optekenen dat ‘groene waterstof een centrale rol zal spelen in het herbouwen van de industrie in Duitsland. Die moet tegen 2050 emissievrij zijn.’
En in de privésector?
In Europa is het momenteel uitkijken naar Airbus, dat aan verschillende prototypes vliegtuigen op waterstof werkt. Bij onze oosterburen werkt het energiebedrijf RWE aan een waterstoffabriek die de energiebevoorraading van metaalfabrikant Thyssenkrup moet voorzien.
Over de plas werken energiemakers ITM en Ceres Power aan waterstofstroom voor het Verenigd Koninkrijk. In Scandinavië is het Zweedse Powercell en het Noors Nel Asa aan een vergelijkbaar project bezig.
In Australië is er een bedrijf, Infinity Blue Energy, dat ook exclusief aan groene waterstof doet. Dat werkt aan een beursgang en wil daarmee het eerste beursgenoteerde waterstof-energiebedrijf worden.
Wat zijn de struikelblokken?
Er zijn twee grote problemen waar de waterstofsector nog over struikelt: prijs en infrastructuur.
Momenteel kost waterstofenergie ongeveer een viervoud van gewone energie, zeker als ze groen moet zijn. Dat is een probleem dat volgens de meeste fabrikanten kan opgelost worden als de productie opgeschaald wordt.
Maar daarvoor moeten er meer klanten verleid worden en daar wringt ook nog een schoentje. Zeker als het gaat over pakweg waterstofauto’s of energie leveren aan huis, is de infrastructuur voor waterstofenergie er helemaal nog niet. Dat wordt een kwestie van bewust bijbouwen en is een werk van lange adem.