De Europese Commissie temperde woensdag haar klimaatdoelstellingen. Tegen 2030 moeten de lidstaten niet 40% maar slechts 27% van hun energie uit herniewbare bronnen halen en hoe bindend die doelstelling wordt, blijft voorlopig voor onduidelijkheid zorgen. De EC gaat zich ook soepeler opstellen tegenover het zogenaamde ‘fraccen’, een methode om schaliegas en/of schalie-olie uit de diepe ondergrond vrij te maken door millimetergrote scheurtjes te creëren in het brongesteente waar het gas in opgesloten zit. Fracking zorgde de voorbije jaren voor een ware energierevolutie in de VS, die de prijzen fors deed dalen. Prijs is dus een sleutelfactor en die prijs is de voorbije jaren in de EU enkel gestegen.
In landen waar hernieuwbare energie het belangrijkst is voor de nationale energievoorziening, zoals in Denemarken en Duitsland, zijn de energieprijzen het hoogst en in het V.K. kost elektriciteit die afkomstig is van windenergie dubbel zoveel als elektriciteit van fossiele brandstoffen (zonne-energie is nóg duurder).
The Economist verklaart waarom hernieuwbare energie zo duur is:
-
Ondanks de subsidies en de relatief grote vraag van de overheid zijn er weinig bedrijven die hernieuwbare energie-installaties produceren (bijna alle windturbines op Brits zeegebied zijn bijvoorbeeld afkomstig van één enkele firma). Dat maakt de bouw van nieuwe duurzame energiecapaciteit veel duurder in vergelijking met traditionele generatoren.
-
De beste sites liggen vaak ver van de grote steden, wat het extra duur maakt om ze aan het elektriciteitsnet te koppelen.
-
Sommige hernieuwbare generatoren werken enkel op bepaalde tijdstippen (als het waait of als de zon schijnt bijvoorbeeld). Dat verplicht landen die ze gebruiken om ook traditionele generators te onderhouden voor tijdstippen waarop de energievraag piekt. Omdat hernieuwbare installaties zelden op volle toeren draaien, stijgt bovendien ook de gemiddelde operationle kost.
De relatief hoge prijs van hernieuwbare energie bemoeilijkt het gevecht tegen de klimaatverandering. De lagere energieprijs in minder ‘groene landen’ spoort producenten aan om hun fabrieken daar te vestigen, waardoor ook consumenten in ‘groene’ landen bijdragen aan de klimaatverandering als ze goedkope importproducten kopen.
Tevens doet het de interesse toenemen in controversiële alternatieven zoals nucleaire energie (nog steeds minder duur dan de meeste hernieuwbare energie) en aardgas (half zo vervuilend als steenkool). Door gedeeltelijk opnieuw over te schakelen op deze alternatieven, kunnen landen hun CO2-uitstoot reduceren en kunnen producenten tijd kopen om hun hernieuwbaar aanbod te optimaliseren.