Zowel in Europa als in de Verenigde Staten steekt een haast vergeten economisch fenomeen weer de kop op: inflatie, of een stijging van het algemene prijspeil.
- Het statistiekenbureau Eurostat bevestigde maandag een eerdere prognose. Na vijf opeenvolgende maanden van deflatie, dalingen van het prijspeil, steeg in januari het gemiddelde prijspeil in de eurozone met 0,9 procent tegenover een jaar eerder. Dat is het hoogste inflatiecijfer sinds februari vorig jaar.
- Het dagelijkse leven is in Europa gemiddeld dus wat duurder geworden. Toch wordt inflatie in de huidige conjunctuur als een goed teken gezien. Het duidt er wellicht op dat de Europese economie aan het rechtkrabbelen is na de coronaklap van 2020.
- Al blijven economen uiterst voorzichtig, want er is ook een andere uitleg mogelijk. Het algemene prijspeil kan immers op twee manieren stijgen: door een aantrekkende vraag – het rechtkrabbelen van de economie dus – of door oplopende kosten bij de producenten aan de aanbodkant – wat eerder slecht nieuws zou zijn. En er speelden in januari ook eenmalige effecten mee, zoals een btw-wijziging in Duitsland.
- De inflatie heeft de Europese Centrale Bank in elk geval verrast, want haar prognoses voor het eerste kwartaal liggen met de huidige voorlopige cijfers onrealistisch laag. Het lijkt er dus op dat de ECB de inflatie onderschat heeft.
- Als de inflatie te hoog oploopt, grijpt een centrale bank doorgaans in met een renteverhoging of met geldverkrappend beleid om de economische vraag wat te dempen. Maar de meeste economen verwachten niet dat het nu al zo’n vaart loopt.
Koopkracht onder druk
- De economen verwachten op korte termijn dat de inflatie in de eurozone verder zal stijgen. Maar niet om de ‘goede’ reden – een hogere economische vraag – maar om de’ slechte’ reden. De hogere olie- en energieprijzen moeten nog doorgerekend worden en mogelijk gaan de sectoren die zwaar getroffen zijn door de coronacrisis, zoals de horecasector, hun prijzen verhogen bij hun heropening.
- In dat scenario hoeft de ECB niet aan de noodrem te trekken, want beide fenomenen koelen de economische vraag vanzelf af. Bovendien waren er in januari grote inflatieverschillen tussen de eurolanden.
- Een oplopende inflatie gecombineerd met een laag gehouden rente is op korte termijn het slechtst mogelijke scenario voor een bepaalde groep: de spaarders. Zij zien dan hun koopkracht krimpen door de oplopende prijzen, terwijl hun spaarboekjes nauwelijks iets opbrengen. Of nog: de reële spaarrente, de rente min de inflatie, is dan negatief.
Obligaties of aandelen?
- In de Verenigde Staten stuurde de centrale bank gisteren signalen uit dat de prioriteit uitgaat naar het verder aanzwengelen van de groei, eerder dan het aanpakken van de inflatie, die volgens Fedvoorzitter Jerome Powell nog ‘zacht’ is.
- Het leidde tot applaus op de aandelenbeurzen, want zo krijgt president Joe Biden een vrijgeleide voor zijn ambitieuze stimuleringspakket, dat hij wel nog door het Congres moet zien te krijgen.
- Een zaak staat vast: de financiële markten gaan de komende maanden met meer dan gewone aandacht luisteren naar hoe Powell en zijn ECB-tegenvoeter Christine Lagarde het risico op oplopende inflatie inschatten.
- De markten anticipeerden al op hogere inflatie en stuurden de voorbije dagen de langetermijnrentes hoger. Dat laatste maakt vastrentende beleggingen zoals obligaties weer aantrekkelijker tegenover aandelen. Niet alleen spaarders en centrale bankiers, ook de beleggers op de beurs houden dus best het teruggekeerde inflatiespook goed in de gaten.