Als iemand nerveus friemelt, vaak wegkijkt of klamme handen heeft, betekent dat nog niet automatisch dat die persoon liegt, zegt forensisch psycholoog Bruno Verschuere (42). Toch is leugendetectie mogelijk, stelt hij. ‘Luister vaker naar wát mensen zeggen, en kijk niet naar hoe ze dat doen.’
Door Ronald Veldhuizen
Als Bruno Verschuere in Israël uit het vliegtuig stapt, weet hij wat hem te wachten staat. Hij gaat vragen krijgen van de beveiligers. Véél vragen. ‘Als ik ze zeg dat ik een professor ben in leugendetectie, dan wordt de manager van de beveiliging erbij gehaald en krijg ik de uitgebreide versie van de ondervraging. Het wekt ook wel argwaan dat ik er redelijk jong uitzie. Ze geloven niet dat ik 42 jaar en al assistant professor ben.’
Leugenaars ontmaskeren kán, weet Verschuere. Aan de Universiteit van Amsterdam onderzoekt hij hoe en wanneer mensen de waarheid verhullen, en vooral welke technieken wel of niet werken om dat te achterhalen. Daarvoor werkt hij vaker samen met andere universiteiten, waaronder eentje in Israël. Voor de pandemie vloog hij er vaak heen en raakte hij behoorlijk bekend met de veiligheidsprocedures daar.

Een goed doordachte ondervraging – zoals die van de Israëlische douane – is een beproefde techniek om leugens te ontdekken, zegt Verschuere. Maar het wemelt ook van de achterhaalde praktijken die nog steeds ongekend populair zijn. Zoals het gebruik van de polygraaf. Of het idee dat iemands gefriemel of kijkgedrag verraadt of hij of zij een leugen vertelt. Toch geloven politie en veiligheidsdiensten vaak nog steeds dat deze methodes betrouwbaar zijn. ‘Zelfs rechtbanken gaan er geregeld in mee’, verzucht Verschuere.
Zodra Verschuere per videoverbinding in beeld komt, begint een spraakwaterval: hij vertelt de ene anekdote na de andere. Wat ook opvalt is dat hij ondanks stevige uitspraken voorzichtig blijft: de ultieme leugendetectietruc bestaat niet, benadrukt hij steeds. Maar manieren om leugens te ontmaskeren zijn onderzoekers wel degelijk op het spoor.
‘Zolang we het kunnen rechtvaardigen, liegen de meesten van ons weleens’
Het was tussen de langgestrafte gedetineerden in de gevangenis van Brugge waar Verschuere zijn fascinatie voor leugens ontwikkelde. Hij studeerde toen nog forensische psychologie aan de universiteit van Leuven en sprak voor zijn afstudeeronderzoek gevangenen die zware misdaden hadden begaan. Daarbij zag hij een gedachtenkronkel die volgens hem weleens aan de basis van liegen zou kunnen liggen. ‘Heel weinig gevangenen zeiden: “Wat ik heb gedaan, is heel erg en ik aanvaard de gevolgen.”’
‘Denk maar aan de wielrenner Lance Armstrong. Hoe vaak heeft hij niet gezegd dat hij geen doping gebruikte? Wel honderd keer. Als je een bepaalde leugen heel vaak herhaalt, voel je er niet zoveel meer bij. Armstrong zou zo’n polygraaftest wel verslaan.’
‘Wel probeerden de meesten hun daden deels goed te praten. Dan zeiden ze: “Ik mag dan wel kinderen hebben verkracht, maar ik heb ze niet vermoord. Ik ben toch zeker geen Marc Dutroux!”’
Dat goedpratende stemmetje is wat mensen in staat stelt om te liegen, denkt Verschuere. ‘We weten heus wel dat liegen of misleiden fout is, maar zolang we het kunnen rechtvaardigen, doen de meesten van ons het weleens. Iemand die wordt aangehouden omdat hij door rood fietst, hoor je zelden zeggen: “Sorry agent, mijn fout.” Het is vaker: “Ik zag het wel, maar ik had haast.”’ Maar, zegt Verschuere: ‘De meeste mensen liegen maar een klein beetje.’ En dan is het vaak iets onschuldigs, bijvoorbeeld tegen een collega: ‘Mooie nieuwe schoenen!’ Het moet immers wel door de beugel kunnen.
Wie is … Bruno Verschuere?
Bruno Verschuere (1978, Leuven) studeerde klinische psychologie aan de Katholieke Universiteit Leuven en sloot die studie af met een praktijkstage in het Penitentiair Complex te Brugge.
Aan de Universiteit Gent promoveerde Verschuere op onderzoek naar de polygraaf en onderzocht hij hoe gemakkelijk mensen liegen en leugentests omzeilen.
In 2010 ontdekte hij dat proefpersonen die vaak moeten liegen er steeds beter in worden. De geoefende leugenaar is dus moeilijker te ontdekken.
‘We zien uit veel onderzoek dat als je mensen controleert op hoe vaak ze liegen, ongeveer de helft dat eens per dag doet. Zo’n 5 procent van de mensen liegt veel vaker en is verantwoordelijk voor het gros van de leugens die rondgaan.’
Vanaf 2011 vervolgde Verschuere zijn carrière aan de Universiteit van Amsterdam en werd hij universitair hoofddocent; het hoogleraarschap heeft hij in het vizier.
In 2016 won de psycholoog de befaamde Ig Nobelprijs voor een studie naar hoe vaak mensen van verschillende leeftijden zeiden te liegen en hoe goed ze erin waren.
Verschuere controleert veel onderzoek op kwaliteit. Zo haalde hij in 2018 een vondst onderuit die stelde dat het herinnerd worden aan de Tien Geboden mensen eerlijker maakt.
Onomstotelijk bewijzen hoe vaak mensen liegen is onmogelijk, nuanceert Verschuere. Dan zou je als wetenschapper immers toegang moeten hebben tot de waarheid achter de meest persoonlijke geheimen en alledaagse onnozelheden. Maar over lieggedrag zijn wel goede inschattingen te maken. ‘We zien uit veel onderzoek dat als je mensen controleert op hoe vaak ze liegen, ongeveer de helft dat eens per dag doet. Zo’n 5 procent van de mensen liegt veel vaker en is verantwoordelijk voor het gros van de leugens die rondgaan. We hebben in het wetenschapsmuseum NEMO duizend mensen van zes tot tachtig jaar oud gevraagd hoe vaak ze liegen, en daar zien we dat in terug. Als je dezelfde mensen vervolgens test op hoe goed ze kunnen liegen, zie je dat ze zich volgens dezelfde lijnen gedragen.’
‘De hoop was groot dat het kon: aan non-verbale signalen zien of iemand liegt’
Liegen kost moeite, zegt Verschuere: je moet immers dingen verzinnen in plaats van dat je gewoon vertelt wat je weet. En het is spannend, want je wordt misschien betrapt. Al is dat laatste voor buitenstaanders makkelijker gezegd dan gedaan. Toch gaan we een poging doen.
Verschuere stuurt twee filmpjes op. In ieder filmpje legt telkens een andere jonge vrouw een ooggetuigenverklaring af. Aan ondergetekende de vraag: welke van de twee vrouwen is hier aan het liegen? Extra lastig is dat ze mogelijk beiden liegen of beiden de waarheid vertellen.
De ene vrouw weet haar verklaring snel te geven en kijkt haar ondervrager recht in de ogen. De andere vrouw lijkt onzekerder: ze knippert soms met haar ogen, kijkt dan weer weg, zegt vaak ‘eh’ en doet langer over haar antwoorden. De meeste mensen gokken erop dat de onzeker lijkende persoon liegt en de ander niet – ook ondergetekende. Fout, zegt Verschuere: ze vertelden allebei de waarheid.
‘Het vakgebied is daar toch wel van afgestapt, dat je aan non-verbale signalen kunt zien of iemand liegt’, zegt Verschuere. ‘De hoop was groot dat het kon. Het idee was: je moet niet kijken naar wát iemand zegt, want daar hebben mensen volledige controle over. Je zou moeten kijken naar emoties, want die lekken naar buiten in de vorm van bloosgedrag, oogbewegingen of gefriemel. Iemand die liegt is gestrest, dus daar zou je op moeten inzetten, was lang de heersende gedachte.’
Maar: kijken naar iemands houding leidt alleen maar af, zien experts als Verschuere nu. Samen met Canadese vakgenoten liet hij van de vrouwen in de filmpjes ook een opname maken terwijl ze een gezichtsbedekkende nikab droegen. ‘Dat was toen relevant omdat een rechtbank in Canada zei dat een getuige haar nikab af moest doen om haar verklaring op waarheid te kunnen schatten. Maar wij zagen juist het omgekeerde: met een nikab ben je minder afgeleid en luister je meer naar de inhoud van de verklaring. Ik moet daar wel bij zeggen: dat effect was maar klein.’
‘Op de luchthaven van Brussel liepen de terroristen héél rustig rond’
Enkele grote overzichtsstudies wijzen nu toch echt uit dat wie naar iemands gedrag kijkt een leugen niet beter weet te ontmaskeren dan een toevallige muntworp. ‘En toch worden veiligheidsagenten er nog steeds op getraind’, zegt Verschuere. ‘Ik snap het wel: je kunt bijvoorbeeld bij grote evenementen niet iedereen interviewen om ze op kwade intenties te betrappen. Kijken of mensen zich zenuwachtig gedragen is dan makkelijker.’

In dat blijvende vertrouwen in deze methode schuilt wel een gevaar. ‘Na de aanslag op de luchthaven van Brussel in maart 2016 werd de politie getraind in het herkennen van zenuwachtig gedrag. Maar als je de videobeelden bekijkt, zie je dat bij de terroristen niet. Die jongens liepen héél rustig rond.’
Hoewel er betere technieken bestaan om aan de hand van non-verbale bewegingen leugenaars of bedriegers te vinden, zijn die volgens de hoogleraar riskant. Neem de polygraaf, het apparaat dat van alles registreert bij een ondervraagde: hartslag, transpiratie en zenuwachtige bewegingen. ‘Ik heb de polygraaf nog lang enigszins verdedigd. De kans dat je daarmee een leugen terecht aanwijst, is echt wel 70 tot 75 procent. Dat is veel hoger dan kansniveau.’
‘Na de aanslag op de luchthaven van Brussel in maart 2016 werd de politie getraind in het herkennen van zenuwachtig gedrag. Maar als je de videobeelden bekijkt, zie je dat bij de terroristen niet. Die jongens liepen héél rustig rond.’
‘Maar je hebt ook veel kans op valspositieven, dat mensen dus onterecht als leugenaar worden aangewezen. Toch verklaren polygrafisten voor rechters en jury’s in België dat de test 98 procent accuraat is. En dat is gevaarlijk, want dat betekent dat als je honderden zaken per jaar zo afhandelt, er fouten worden gemaakt. Daarom zeg ik nu: als niemand verantwoordelijk met die test kan omgaan, kun je hem beter verbieden.’
De polygraaf valt met veel vernuft ook te misleiden, legt Verschuere uit. Degene die de test ondergaat moet zowel saaie als spannende vragen beantwoorden. ‘Polygrafisten kijken alleen naar die spannende vragen. Sommige zijn emotioneel prikkelend en irrelevant – bijvoorbeeld of je ooit iemand hebt verraden – maar anderen gaan over het specifieke misdrijf of het voorval. De machine meet het verschil aan stressrespons tussen die twee. Maar als je eenmaal weet welke soort vraag je krijgt, kun je de test flippen en de polygrafist misleiden.’
En zelfs al zouden leugens zich laten verraden door emoties, dan nog kan een goed geoefende leugen onder de radar door glippen, vindt Verschuere. ‘Denk maar aan de wielrenner Lance Armstrong. Hoe vaak heeft hij niet gezegd dat hij geen doping gebruikte? Wel honderd keer. Als je een bepaalde leugen heel vaak herhaalt, voel je er niet zoveel meer bij. Armstrong zou zo’n non-verbale test wel verslaan.’
‘Mensen hebben een fractie van een seconde langer nodig om te liegen’
Tegenwoordig kijken leugenonderzoekers veel meer naar wát iemand zegt, vertelt Verschuere. Leugenonderzoekers verwachten nog betere resultaten als ze die truc combineren met een andere maat: hoelang iemand erover doet om bepaalde dingen te zeggen. Liegen duurt langer, is het idee, omdat je details moet verzinnen en je actief de waarheid moet onderdrukken. ‘Mensen hebben een fractie van een seconde langer nodig om te liegen. Daar hebben we nu echt veel bewijs voor.’

Verschuere past dat idee meteen toe op Armstrong. ‘In plaats van hem nóg een keer te vragen of hij heeft gebruikt, kun je hem misschien beter confronteren met een lijst doping-codenamen en bij elk daarvan vragen of hij weet wat ze betekenen. Als hij er dan bij eentje (bijvoorbeeld ‘drie wespen’) langer over doet om ‘nee’ te antwoorden, is de kans groter dat hij liegt.’
Zo’n ondervraging werkt ook voor meerdere verdachten tegelijkertijd. Ze moeten elkaar dan niets kunnen vertellen over het soort vragen dat ze krijgen, zegt Verschuere. ‘Toen er een paar jaar geleden sprake leek te zijn van sabotage bij een Belgische kerncentrale, moest er een dader worden gevonden. Dat is voor zover ik weet niet gelukt, maar je kunt dan best iedereen met toegang tot de centrale afzonderen, achter een computer zetten en ze met zo’n snelheidstest bevragen met specifieke informatie over het voorval.’
Het is dan wel zaak om de vragen in een slimme volgorde te stellen, legt Verschuere uit. ‘In films en series zie je dat ooit misgaan. Dan verklappen de agenten meteen dat ze de smartphone van de verdachte bij de plaats delict hebben gevonden, maar dan geef je hem juist een kans om excuses daarvoor te verzinnen. Dat kun je dus beter nog even niet zeggen. Met een serie controlevragen zou je eerst kunnen uitsluiten of iemand zijn smartphone heeft uitgeleend aan, bijvoorbeeld, zijn broer of zo. Als je hem daarna zegt dat zijn telefoon een signaal gaf op de plaats delict, kan hij zulke uitleensmoesjes niet meer gebruiken.’
Dat details ertoe doen, laat Verschuere met nog een proefje zien. Hij stuurt me twee dozijn geschreven verklaringen van studenten. Ze gaan over hoe ze een vrij uurtje op de universiteitscampus doorbrachten, maar een deel van die verklaringen is gelogen: die studenten hadden in werkelijkheid een deelexamen. Aan ondergetekende om de leugens van de waarheid te scheiden.
De eerste keer faal ik hopeloos: slechts een kwart van de verklaringen heb ik goed geclassificeerd als leugen of waarheid. Slechter dan kans dus. Maar dan vertelt Verschuere dat de studenten er rekening mee moesten houden dat de onderzoekers de verklaringen gingen nalopen op controleerbare feiten, zoals tijdstippen waarop ze op camerabeelden en bij banktransacties te zien waren. Verklaringen die meer van zulke feiten bevatten zijn dan wellicht betrouwbaarder. Met een tweede setje verklaringen lukt het beter: 75 procent goed.
Tegenwoordig kijken leugenonderzoekers veel meer naar wát iemand zegt, vertelt Verschuere. Leugenonderzoekers verwachten nog betere resultaten als ze die truc combineren met een andere maat: hoelang iemand erover doet om bepaalde dingen te zeggen. Liegen duurt langer, is het idee, omdat je details moet verzinnen en je actief de waarheid moet onderdrukken.
Zulke scores zien wetenschappers met deze technieken wel vaker. Tegelijk wil Verschuere een tweede hype in het leugendetectieonderzoek voorkomen. ‘In een recente analyse bleek het toch weer wat tegen te vallen. Ik denk dat de techniek wel werkt, maar dat we ook kritisch moeten zijn. Het is echt belangrijk dat we eerlijk blijven, vooral tegenover onszelf.’ (© Kijkmagazine)