Learn, earn, return: een levenskunstenaar kijkt in de achteruitkijkspiegel naar wat hij/zij leerde, realiseerde en aan de maatschappij doneerde.
Actrice Reinhilde Decleir geeft met theatergroep Tutti Fratelli professionele omkadering aan acteurs die minder kansen kregen in het leven. ‘De lat ligt heel hoog. Het publiek mag niet denken ‘ocharme die sukkelaars’.’
Learn
‘Als klein meisje wist ik al dat ik wilde toneelspelen. Mijn droom was om aan de Studio Herman Teirlinck te studeren. Maar voor meisjes was dat toen niet evident. Toen ik op mijn twaalfde bij een beroepskeuzetest op school zei dat ik ‘toneelspeelster’ wilde worden, werd ik vierkant uitgelachen. Maar ik moest en zou in die magische theaterwereld belanden, desnoods als souffleur.’
‘Mijn zes jaar oudere broer Dirk, die jong gestorven is, heeft het pad geëffend en mijn ouders mee overtuigd. Toen ik uiteindelijk slaagde voor het toelatingsexamen aan ‘de Studio’, voelde ik me héél klein. Ik kampte met faalangst: zal ik dit wel kunnen? Na mijn eerste kerstexamens was ik voor veel vakken gebuisd en zag het er niet goed uit.’
‘Maar mijn sterkte toen – die ik nog altijd heb – was mijn koppigheid, omdat ik écht niet thuis wilde vertellen dat het niet gelukt was. Dat eergevoel en die adrenaline stuwden mij voort, waardoor ik toch slaagde in het eerste jaar. Dat gaf me het nodige zelfvertrouwen voor de volgende jaren. Ik heb heel veel aan Dirk gehad. Hij was altijd streng en kritisch, maar dat heeft me enorm geholpen.’

Earn
‘Vroeger was het gebruikelijk dat je na een toneelstudie bij een vast theatergezelschap belandde. Maar ik had pech: alle gezelschappen waren volzet. Ik moest als freelancer aan de slag – toen nog erg ongewoon. Achteraf bekeken ben ik daar blij om. Het was veel avontuurlijker dan vastroesten met zo’n veilig vast contract.’
‘Ik heb altijd boeiende theaterprojecten kunnen kiezen en hoefde nooit bij te klussen. Pas op, ik heb wel zwarte sneeuw gezien. De meeste jobs waren slechtbetaald en ik heb ook regelmatig gestempeld. Ik herinner me een winter waarin mijn zoon Fonne en ik onze voeten tegen de gasoven drukten om op te warmen; de mazoutketel was leeg. Nu zijn dat charmante verhalen, maar ik ben soms wel bang geweest om ‘in de goot’ te belanden.’
‘Mijn televisiecarrière is laat op gang gekomen. Ik was 59 toen Tom Van Dyck belde om ‘ons Moe’ te spelen in Van vlees en bloed. Ik schrok enorm van de positieve reacties. Plots werd ik herkend en aangesproken op straat – zo bizar! In korte tijd word je ineens tot ‘de beteren’ gerekend. Dat heeft deuren geopend naar meer televisiewerk, maar ook mijn gezelschap Tutti Fratelli een boost gegeven.’
Return
‘Ik maak met Tutti Fratelli theater met kwetsbare groepen, zoals kansarmen
of mensen met een mentale of fysieke beperking. Ze krijgen een professionele omkadering – regie, kostuums, belichting … – en kunnen voor de repetities blijven eten. Mensen noemen mij weleens ‘Moeder Teresa’, maar dan word ik boos. Ik ben theatermaker, geen liefdadigheidswerker.’
‘De lat ligt voor mijn voorstellingen dan ook heel hoog. Josse De Pauw
zei ooit: ‘Dit is geen sociaal-artistiek project, maar een artistiek-sociaal project.’ Als ik geen professioneel niveau meer kan halen, dan stop ik ermee. Ik wil niet dat mensen komen kijken en denken ‘ocharme die sukkelaars’. Vaak weet of ziet het publiek zelfs niet dat er ‘iets’ scheelt met mijn acteurs.’
‘Ik vind niet dat een kunstenaar de plicht heeft om sociaal geëngageerd te zijn, maar onrechtstreeks sluipt in elke vorm van kunst engagement. Ook lesgeven op het conservatorium is ‘iets teruggeven’. Ik herken mijn eigen bange ik uit het eerste jaar in die studenten, en probeer die belemmerende angst weg te nemen. Toneelschrijver Gorki vat het mooi samen in deze quote: ‘Als ik niet aan mezelf denk, wie zal er dan aan mij denken? Als ik alleen maar aan mezelf denk, waarom besta ik dan?’’