Halverwege deze legislatuur zijn er wat stapjes gezet, maar al bij al valt het economische rapport van deze regering vrij mager uit. De kans dat het beter wordt in de tweede helft van de legislatuur is pijnlijk klein. De echte budgettaire en hervormingsinspanningen worden nu al doorgeschoven naar de volgende regering(en).
In de veronderstelling dat de regering De Croo de rit uitdoet, is ze deze maand halverwege. Het tussentijdse economische rapport is niet meteen overtuigend (om het zacht uit te drukken). De verdienste van deze regering lag totnogtoe in haar degelijk economisch management van de coronacrisis, en vooral in het feit dat ze er is. Dat laatste is toch niet onbelangrijk. Zo was de periode zonder regering in 2019-2020 ronduit catastrofaal voor de gezondheidstoestand van onze overheidsfinanciën. Maar meer is er totnogtoe niet, en dat is qua rapport toch wat mager. Van bij de start pakte de regering nochtans uit met de ambitie om de werkzaamheid gevoelig op te krikken en om de pensioenen en de fiscaliteit grondig te hervormen. Mooie ambitie, maar de resultaten blijven voorlopig nogal ontgoochelend.
Weinig resultaat
De werkzaamheidsgraad is wel duidelijk aan het toenemen, met twee procentpunt sinds de start van deze regering. Maar die toename is kleiner dan gemiddeld in onze buurlanden (2,2 procent), terwijl wij van een duidelijk lager niveau startten (69,9 procent versus 78,9 procent). Van een inhaalbeweging is dus geen sprake, en de arbeidsdeal zal daar weinig of geen verandering in brengen. Na lange onderhandelingen kwam uiteindelijk een pensioenhervorming ‘ultralight’ uit de bus, maar die maakt nauwelijks iets uit tegen de achtergrond van de miljardenuitdaging die de vergrijzing voor onze sociale zekerheid is. Op het einde van de rit zal deze regering de vergrijzingsfactuur verzwaard hebben (vooral door het hogere minimumpensioen), niet verlicht. Verder gelooft allicht niemand dat er deze legislatuur nog iets in huis zal komen van de grote fiscale hervorming. De grote hervormingsplannen leverden voorlopig weinig tot geen resultaat op.
Naast het gebrek aan echt doortastende hervormingen valt ook de wankele toestand van onze overheidsfinanciën op. Onze overheidsfinanciën zitten op een onhoudbaar traject, niet zozeer door tijdelijke factoren zoals corona of Oekraïne, maar wel structureel. Zoals het er nu naar uitziet, zal daar deze legislatuur amper iets aan gedaan zijn. De zware budgettaire en hervormingsinspanningen voor de onvermijdelijke opkuis van de overheidsfinanciën worden nu al doorgeschoven naar de volgende regering(en).
Afbrokkelend vertrouwen in de politiek
Of het economische rapport van deze regering in de tweede helft van de legislatuur nog kan verbeteren, is zeer vraag. Sommige partijen lijken nu al in campagnemodus, en dat zal allicht niet meer verbeteren. Bovendien zal het economische en het sociale klimaat de volgende kwartalen verder verslechteren. Het volgende loonakkoord wordt in het voorjaar van 2023 politiek een heel zware dobber. Het lijkt nu al uitgesloten dat de sociale partners tot een akkoord zullen komen, en dan moet uiteindelijk de regering beslissen hoeveel ruimte er is voor loonstijging in 2023-2024. Dat wordt opnieuw een heel moeilijk debat. En er is een zeer grote kans dat de Europese economie (en dus ook de Belgische) tegen dan in recessie zit en we af te rekenen hebben met nog hogere energieprijzen of zelfs energietekorten. In zo’n klimaat wordt het nog moeilijker om lastige beslissingen te nemen. Meer dan waarschijnlijk ligt het meeste beleidswerk van deze regering al achter de rug, en moet er de komende twee jaar niet al te veel meer verwacht worden. En dat blijft niet zonder gevolgen.
Volgens enquêtes van de Europese Commissie had begin dit jaar maar 37 procent van de Belgen vertrouwen in de federale regering. Meer dan waarschijnlijk is dat vertrouwen sindsdien nog afgebrokkeld. Daarmee bevindt België zich in het gezelschap van de Club-Med-landen. Verstandig en vooruitziend economisch beleid kan op dat vlak helpen, zoals bewezen wordt door de Scandinavische landen. Dat zou onze beleidsmakers moeten kunnen inspireren tot initiatieven om onze economie structureel te versterken. Op twee jaar tijd zou er in theorie nog heel wat mogelijk moeten zijn. Maar de kansen daarop lijken vandaag pijnlijk klein.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten