Reeks sportbiografieën, Deel 2: ‘Mijn wereld’ van Peter Sagan en John Deering

Elke rechtgeaarde liefhebber in dit fanatieke wielerland is fan van Sagan. Vlamingen houden van aanvallende wielrenners, gokkers die risico nemen en uitgeput na de streep wat nabazelen en ook eerlijk toegeven dat ze op waarde zijn geklopt. Sagan, Boonen, Gilbert Cancellara, Van Avermaet, allemaal helden voor de wielerkenner. Of ze dan buitenlander zijn, maakt niets uit. Sagan heeft bovendien een zekere ‘je ne sais quoi’, een mix van guitige ogen, een sympathieke maar toch ietwat sardonische glimlach en een piratenlook à la Johnny Depp waardig, die van hem ook de bestbetaalde renner van het peloton hebben gemaakt – 5 miljoen euro wordt gefluisterd. Dat is uiteraard gedeeltelijk het gevolg van zijn prestaties – maar zeker niet helemaal. Voor alle duidelijkheid: hij is geen Roger Federer of Serena Williams, die hun sport domineren.
Die uitstraling komt echter wel niet voort uit zijn taalvaardigheid. Naar een interview kijken van Sagan is als kijken naar een onvoorbereide student die op zijn examen wat uit zijn nek kletst: hakkelend, weinig samenhangend, springend van de ene gedachte naar de andere en dikwijls – het moet gezegd – weinig interessant. Sagan is een YouTube- of TikTok-filmpje, een meme of een bijgewerkte ondertitelde foto met één of andere grappige leuze. Sagan is zeker geen proza, laat staan poëzie. Het is alsof Helmut Lotti zijn volkse aanpak en fans verloochent en plots ook bij de linkse bourgeoisie bon ton en geliefd wil zijn. We weten allemaal hoe dat is afgelopen.

En daar wringt het schoentje. Vanaf regel één irriteert de schrijfstijl van zijn biografie. Hoor je het Sagan al zeggen? ‘De klamme kilte van een Scandinavische weekendmiddag maakt plaats voor de geur van de haven, gelardeerd met de belofte van broodjes gegrild vlees of vis die de hongerige wielerfans bij tientallen kraampjes kunnen halen.’ Vertaald in het Sagans: ‘Drive round circuit many times. Much people at side of road and lots of burgers! Me hungry and wanted to stop to eat one. Ha ha!’
De ongeloofwaardigheid spat van de letters. De lezer krijgt een heel betoog over de geschiedenis van het Bos van Arenberg – monsters en mythes incluis – maar iets verder lees je dat het twee (!) weken geduurd heeft voordat hij wist dat Greg Van Avermaet olympisch kampioen op de weg was geworden. Sagan is een speelvogel – helemaal niets mis mee- maar hij is niet die erudiete, opgeleide levenskunstenaar die de macht van het woord beheerst.
En wat dan van het opportunisme dat je een autobiografie uitbrengt op je 28ste? Een leeftijd waar zijn carrière nog echt moet opstarten. Misschien mag hij nog wel van geluk spreken want dit boek gaat vooral over die drie wonderjaren waar hij driemaal wereldkampioen werd. Het boek begint in Richmond 2015, het wereldkampioenschap op de weg dat eigenlijk zijn verlossing was, na een resem tweede plaatsen in 2014 en de voorjaarsklassiekers van 2015 – waar hij al bijna de Poulidor van het peloton werd genoemd, een beetje onterecht want hij had al veel gewonnen. Maar zelden echt grote koersen. Vanaf dan rijdt hij bevrijder, ook als gevolg van de juiste coach die hij vond in de figuur van Paxto Vila, en slaagt er dan ook in om zijn eerste monument binnen te halen, en nog eens twee wereldtitels.
Het boek eindigt met zijn overwinning van Paris Roubaix in 2018, zijn tweede titel in een monument. Het toeval wil dat hij sindsdien eigenlijk terug is drooggevallen. Hierover lezen we niets maar je kan je niet van de indruk ontdoen dat dit gelinkt is aan zijn privéleven. Sinds de scheiding met zijn vrouw loopt het allemaal wat stroever, wat minder spontaan.

Deze autobiografie hinkt bovendien op twee poten. Het is geschreven met de niet-wielerliefhebber in het achterhoofd, fans die houden van zijn attitude en geen doorgewinterde wielerafficionados zijn. Je krijgt als lezer dan ook regelmatig wielerlessen, zoals de eigenschappen van een goede coach, de vaardigheden van een sprinter, wat schijfremmen zijn en wat de rol van een knecht is.
Voor de echte wielerkenner, waar Vlaanderen van vergeven is, zijn er dan ook slechts sporadisch opflakkeringen waar het boek meeslepend wordt. Toen hij in 2017 voor de derde keer wereldkampioen werd in Noorwegen, bleek Sagan eigenlijk juist te herstellen van een ziekte. Toen hij nog geen 19 was deed hij fysieke proeven bij de Quickstep Academy en bleken zijn wattages te laag te zijn voor het team. En hij – of zijn schaduwschrijver John Deering – beschrijft op een doordringende manier drie van de mooiste koersen van de laatste vijf jaar vanuit zijn positie. Zijn prachtige overwinning in de Ronde van Vlaanderen van 2016, de glorieuze etappe in rit 11 van de Tour de France van 2016 waar hij met Froome, Bodnar en Thomas op stap ging in een waaierrit en ‘last but not least’, de spannendste sprint in de recente wielergeschiedenis tussen hem, Kwiatkowski en Alaphilippe in Milaan San Remo van 2017, de mooiste sprint die hij niet won.
Ook de ‘Wat als’-raadsels – die hij terecht neersabelt als speculatie – blijven hangen. Wat als hij niet was gevallen in de Ronde Van Vlaanderen van 2017? Wat als hij Cavendish niet van zijn sokken rijdt in de Tour? Wat als hij niet tweemaal plat rijdt in Roubaix? Je bent er weinig mee maar het blijft toch wel intrigerend om hierover te mijmeren.
Wat hem wel siert, en je voelt toch dat dit echt gemeend is, is de nuchtere en eerlijke vaststelling dat hij niet de meest complete renner is – die eer laat hij aan Julian Alaphilippe – en de oprechte waardering die hij opbrengt voor collega-wielrenners, die hem wederzijds ook respecteren. Getuige daarvan de felicitaties die hij van de meesten krijgt als hij een koers wint. Hij is vooral een grote liefhebber van Greg Van Avermaet. Hij ziet in hem een spitsbroeder, bijna een kopie als wielrenner hoewel hun karakters zeer ver uit elkaar liggen. Ook Oleg Tinkov, destijds zijn ploegleider bij Tinkoff (hij rijdt nu voor Bora-HansGrohe), krijgt van hem een accolade.
Over de fameuze ‘Why’, de ‘waarom’, de interne drijfveer die elke topsporter nodig heeft om elke dag op te staan en hun beroep uit te oefenen, leren we niet veel. Hij koerst graag, hij wint graag en hij raakt opgewonden bij weddenschappen met zijn dichtste medewerkers die hij absoluut wil winnen. Toch is dit allemaal wat magertjes. Hij doet alles af met een grapje: ‘Why so serious?’, een zin die je om de haverklap leest in het boek, een zinnetje dat hij van de levende animatiefiguur ‘The Joker’ heeft geleend en notabene nog op zijn lichaam heeft getatoeëerd.

John Deering een wielerjournalist, heeft veel van zijn eigen gedachten in het boek verwerkt en zet de lezer dan ook permanent op het verkeerde been omdat je Sagan niet herkent. Zeer goed geschreven, daar niet van, maar o zo ergerlijk. Spijtig, omdat Peter Sagan wel een doorlichting waard is. Wat drijft de man? Hoe gaat hij om met pech? Is het wel allemaal zo vrijblijvend zoals hij zelf laat doorschijnen en wat is het effect van de roem en zijn scheiding op zijn wielerprestaties? Het is dan ook wachten op de eerste biografie na zijn carrière. Dan komen we wellicht meer te weten.
Volgende keer:
Deel 3: ‘Tiger Woods: de biografie’ Jeff Benedict en Armen Keteyian
Reeds verschenen:
Deel 1: ‘Federer’ van René Stauffer