Met bezorgdheid wordt gekeken naar de stijgende olieprijzen, die inmiddels het niveau van 85 dollar per vat hebben overschreden en volgens sommige analisten zelfs op een hoogte van 100 dollar afstevenen. Maar de afstand tot de piekniveaus van 147,50 dollar tien jaar geleden is nog bijzonder groot. Dat geldt echter alleen voor de westerse wereld, want door ongunstige wisselkoersen zijn de records van een decennium geleden in vele andere landen over de hele wereld al gebroken. Dat zegt David Fickling, specialist grondstoffen bij het persbureau Bloomberg.
“In Brazilië moest in maart van dit jaar al een nieuwe recordprijs voor olie worden betaald,” zegt David Fickling. “Inmiddels ligt de prijs al 50 procent hoger dan de piekprijzen van tien jaar geleden. In Mexico werden de records van de tweede helft van het voorbije decennium in mei gebroken.”
“Datzelfde gebeurde vorige maand in Polen en Zuid-Afrika. India en Indonesië dreigen eveneens op nieuwe recordhoogtes af te stevenen. Het fenomeen kan echter belangrijke maatschappelijke gevolgen hebben.”
Verkiezingen
“De hoge olieprijzen lagen in mei in Brazilië al aan de basis van een verlammende staking bij de vrachtwagenchauffeurs,” beklemtoont Fickling. “Bovendien kan ook een verband worden gelegd met het recente politieke succes van de ultrarechtse populist Jair Bolsonaro, die de protesten heeft gesteund en steeds meer als een potentieel president van het land wordt bestempeld.”
“In Mexico droeg het fenomeen bij tot de politieke wedergeboorte van Andres Manuel Lopez Obrador, die in juli tot president werd verkozen op basis van een belofte om de brandstofprijzen te bevriezen.”
“Eenzelfde electorale impact zou ook in India kunnen worden ervaren,” meent Fickling. “In de Indiase steden worden voor brandstoffen recordprijzen aangerekend. Het land heeft één van de duurste transportbrandstoffen van de hele wereld.”
“Een gallon benzine kost er momenteel al meer dan driekwart van het gemiddelde dagloon. Ook in Manila moet inmiddels een bedrag van 60 pesos – 1,10 dollar – per liter worden betaald. Dat betekent een prijsstijging met bijna 25 procent tegenover het begin van het jaar.”
Subsidies
“Sommige landen hebben mechanismen om de impact te verzachten,” beklemtoont Fickling. “Uit cijfers van het International Energy Agency blijkt dat twee jaar geleden door de overheden wereldwijd 105 miljard dollar oliesubsidies werdentoegekend.”
“Dat cijfer is sindsdien nog gevoelig toegenomen, aangezien ruwe olie op dat ogenblik bijzonder goedkoop was. Dergelijke maatregelen hebben de neiging de consument te kunnen sussen, maar de kosten gaan niet weg.”
Fickling verwijst onder meer naar Venezuela, waar benzine amper 1 cent per liter kost, wat echter tot een grote prijskloof met de buurlanden heeft geleid. “Dat heeft in grensgebieden aanleiding gegeven tot smokkel en georganiseerde misdaad,” zegt hij.
“Bovendien moet ermee rekening worden gehouden dat deze praktijken een negatieve impact hebben op de overheidsbudgetten.” Onder meer Thailand en Maleisië hebben benzinesubsidies ingevoerd. Dat voorbeeld wordt volgens Fickling mogelijk door Indonesië gevolgd.
“Het beste dat de consumenten en overheden van de opkomende markten kunnen hopen, is dat hun eigen pijn aan de benzinepomp de huidige krapte op de oliemarkt zal beginnen te matigen,” suggereert Fickling.
“Aangezien de instroom van petroleum uit Iran en Venezuela wellicht nog zal afnemen, lijkt het aanbod van petroleum nog steeds beperkt. De hoge prijzen zouden echter nu al een effect kunnen hebben.”
De analist wijst erop dat alle bijkomende vraag in de toekomst afhankelijk zal zijn van de opkomende wereld. De consumptie in de ontwikkelde landen zou volgens studie van British Petroleum (BP) immers al een piek hebben bereikt.