Uit nieuw wetenschappelijk onderzoek blijkt dat ook dinosaurussen soms last hadden van ziektes, zoals koorts, een verkoudheid of de griep. Daarvoor baseerden wetenschappers zich op een fossiel van een diplodocus, gevonden in de Amerikaanse staat Montana.
150 miljoen jaar terug liepen hier dinosaurussen rond, onder hen ook “Dolly”. Dolly was een diplodocus, een ondersoort van de plantenetende langnekken. Deze soort kon tot 25 meter lang worden, en woog tot wel twaalf ton. Hun lange nek, die bestond uit zo’n 15 wervels, kwam handig van pas om bladeren van de hoge bomen af te ritsen.
Dippy en Dolly
De diplodocus was al van onschatbare waarde voor de paleontologie. In 1899 werden een hoop diplodocusbotten opgegraven door de Amerikaanse fossielverzamelaar William Harrow Reed. Van deze botten werd een volledig skelet samengesteld, dat sindsdien onder de naam “Dippy” staat tentoongesteld in het Carnegie Natuurhistorisch Museum. Andrew Carnegie, de eigenaar van het museum, maakte verschillende mallen van Dippy’s botten, die wereldwijd werden gebruikt om kopieën te maken van het skelet. Eén ervan staat in het Natuurhistorisch Museum in Londen.
In 1990 werd ook het fossiel van Dolly opgegraven, vernoemd naar Dolly Parton. Het fossiel van Dolly werd nu door wetenschappers uitvoerig bestudeerd, die met behulp van CT-scans benige uitsteeksels zagen op de nekwervels van de dino. Daaruit kon geconcludeerd worden dat de diplodocus een infectie had opgelopen, die tot de dood van Dolly had geleid. De dinosaurus was toen 18 meter lang, en tussen de 15 en 20 jaar oud.
De respiratoire infectie die Dolly opliep, is het eerste bewijs dat dinosaurussen ook ziek werden door gewone virussen en infecties. Dolly had waarschijnlijk last van dezelfde symptomen die een mens ook ervaart als hij de griep oploopt: hoesten, koorts, moeilijkere ademhaling.
Eerder werd ook al aangetoond dat dinosauriërs ook andere ziektes en kwaaltjes opliepen, zoals jicht, kanker of tuberculose. Maar een niesende en hoestende dino, dat is een primeur.
(lp)