De jongere generaties staan eerder pessimistisch tegenover hun pensioen en weten weinig over de bestaande spaarsystemen. Dat blijkt uit een enquête onder bijna 1.800 Belgen tussen 18 en 40 jaar door Callebaut Collective, in opdracht van pensioenfondsenkoepel PensioPlus en de verzekeraarsunie Assuralia.
We maken zeven vaststellingen bij de moeilijke relatie tussen jongeren en pensioen.
1. Jongeren weten weinig over pensioenen
Jongeren geven zichzelf een score van 5,1 op 10 voor hun algemene kennis over pensioenplanning. Vooral de tweede pijler, het aanvullend pensioen via het werk, blijkt voor velen onder hen ondoorzichtige materie. Minder dan een kwart van de jongeren zegt daar voldoende kennis over te hebben en ruim een op de vijf heeft er zelfs nooit van gehoord.
Die beperkte kennis staat in contrast met de ruime verspreiding van de tweede pijler. Bijna vier miljoen werknemers bouwen zo’n aanvullend pensioen op. Nochtans hebben veel jongeren er geen idee van hoe de werkgever dat in de praktijk organiseert en wat de fiscale voordelen zijn. ‘De meesten zien dit als een blackbox van de werkgever, waarvan men onvoldoende de persoonlijke voordelen op lange termijn snapt’, zegt Jan Callebaut, co-oprichter van Callebaut Collective.
‘De meesten zien de tweede pensioenpijler als een blackbox van de werkgever, waarvan men onvoldoende de persoonlijke voordelen op lange termijn snapt’
Dan is de derde pijler, het individueel pensioensparen, beter bekend. Daar heeft toch 87 procent op zijn minst al van gehoord en zegt twee op de vijf er een goed beeld van te hebben.
2. Wantrouwen overheerst
Jongeren weten er niet alleen weinig over, ze staan ook vrij negatief tegenover het Belgisch pensioenstelsel. De respondenten konden aangeven hoe ze naar het stelsel kijken, van 0 (zeer negatief) tot 10 (zeer positief). De gemiddelde score kwam uit op 5,4 op 10. ‘Een dramatisch laag cijfer, dat wijst op een laag verwachtingspatroon’, zegt Callebaut Collective. Enkele argumenten die de jongeren aanbrachten: de pensioenleeftijd is te hoog, het pensioenbedrag te laag en het systeem is te complex en ook oneerlijk.
3. Overheid boezemt weinig vertrouwen in
Bijna de helft van de ondervraagde jongeren vreest dat de overheid er niet zal in slagen om de pensioenen te betalen wanneer ze zelf aan de beurt zijn. Er leven dus grote twijfels over de overheid als betrouwbare contractpartner.
Ongeveer hetzelfde percentage geeft aan dat hij of zij er niet op rekent dat het wettelijk pensioen zal volstaan om de gewenste levensstandaard te behouden. Veel jongeren twijfelen er dus aan of hun pensioen wel voldoende zal zijn om een comfortabel leven te leiden.
4. Vrouwen zijn pessimistischer dan mannen
Volgens het onderzoek kijken vrouwen minder zelfzeker naar hun pensioentoekomst dan mannen. Niet alleen schatten vrouwen hun financiële kennis over pensioenplanning lager in dan mannen. Bijna twee op de drie vrouwen vrezen ervoor dat ze zonder geld zullen komen te zitten tijdens hun pensioen. Ook bij de mannen is er daarover ongerustheid, maar minder groot.
Mannen hebben er ook wat meer vertrouwen in dat de overheid de pensioenen zal kunnen blijven betalen.
Niet alleen schatten vrouwen hun financiële kennis over pensioenplanning lager in dan mannen. Bijna twee op de drie vrouwen vrezen ervoor dat ze zonder geld zullen komen te zitten tijdens hun pensioen. Ook bij de mannen is er daarover ongerustheid, maar minder groot.
Wellicht kijken vrouwen enigszins anders naar de pensioenproblematiek, met meer vragen over welke impact een te laag pensioen kan hebben op de medische en praktische zorgen die nodig zijn voor een comfortabele oude dag.
Callebaut: ‘Mannen hebben er relatief meer vertrouwen in dat hun pensioen toereikend zal zijn. Dat in twijfel trekken is twijfelen aan hun kunnen om voor zichzelf en hun gezin adequaat te zorgen. Vrouwen hebben duidelijk veel minder last om deze valse prestatiefierheid naast zich neer te leggen. Ze gaan recht op hun doel af: wat koop ik voor dat pensioenbedrag? Ze twijfelen ook meer aan de betrouwbaarheid van de overheid, het systeem en aan alle geformuleerde beloften’

5. Twijfels leiden (nog) niet tot actie
De vele twijfels over het pensioen leiden niet tot meer sparen in de eerste loopbaanjaren, maar eerder tot gelatenheid. Bijna zes op de tien respondenten zeggen dat ze momenteel niet voor hun pensioen zorgen. Voor velen is hun pensioen nog een ver-van-mijn-bedshow. Pas later in de carrière, naarmate de werknemers ouder worden, verhoogt de betrokkenheid. ‘Dat is te laat. Hierdoor ontstaat het syndroom van de twintig verloren jaren’, concludeert de studie.
6. Uit eigen zak sparen voor pensioen is geen taboe
Het is niet zo dat de jongere generaties volledig op de overheid of het werk rekenen voor hun pensioen. Ruim driekwart van de ondervraagde jongeren zegt dat ze zelf ook een gedeeltelijke verantwoordelijkheid hebben in hun eigen pensioenopbouw.
Callebaut: ‘Jongeren zijn ervan overtuigd dat ze zelf evenredig hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, naast de expliciete pensioenzorgplicht van de overheid en de werkgevers. Men verwacht van de overheid dat ze die eigen verantwoordelijkheid ook mogelijk maakt door de systemen te versimpelen en te faciliteren. De overheid moet zich dan wel gedragen als een betrouwbare contractant die tijdens de contractperiode niet de regels verandert.’
Enkele argumenten die de jongeren aanbrachten: de pensioenleeftijd is te hoog, het pensioenbedrag te laag en het systeem is te complex en ook oneerlijk.
Een significante groep is bereid nettoloon op te offeren voor zijn pensioenopbouw. Dat opent volgens Callebaut Collective de weg naar ruimere pensioenafspraken in de loononderhandelingen tussen vakbonden en werkgevers. Concreet geeft 54 procent van de respondenten aan bereid te zijn om bij de loononderhandelingen een loonstijging af te staan in ruil voor een beter aanvullend pensioen.
Hoe jonger de ondervraagden, hoe groter de bereid is tot solidariteit met de andere werknemers. Wie al verderop zit in de carrière, gaat toch meer focussen op de eigen financiële situatie, zo blijkt nog uit de studie.
7. Verwachte pensioenleeftijd: ten vroegste op 65 jaar
Er is volgens de studie een groot verschil tussen de gewenste pensioenleeftijd, het moment waarop jongeren het liefst met pensioen willen gaan, en de verwachte pensioenleeftijd, hun inschatting van wat de realiteit zal zijn.
De leeftijd van 60 jaar wordt het vaakst genoemd als de gewenste pensioenleeftijd, gevolgd door 65 jaar. Het gemiddelde van alle wensen komt ook uit op 60 jaar.
Maar de jongeren zijn anderzijds ook realistisch en verwachten dat ze eerder tot 65 à 70 jaar zullen moeten werken vooraleer met pensioen te kunnen gaan.
‘Slechts 10 procent geeft aan langer dan zijn of haar 65ste willen werken, terwijl het merendeel verwacht om tot na deze leeftijd te moeten werken’, zo toont Callebaut Collective de paradox. ‘De opgetrokken wettelijke pensioenleeftijd naar 67 jaar valt dus niet in goede aarde.’
