Hoe Denemarken het Silicon Valley van de landbouw werd

Bijna ieder land hoopt een eigen versie van het Amerikaanse technologiecentrum Silicon Valley te kunnen creëren, maar Denemarken toont aan dat internationaal succesrijke clusters in nagenoeg elke economische sector kunnen worden gerealiseerd. Denemarken is een klein land, met amper 5,6 miljoen inwoners, maar is op het gebied van landbouw een internationaal marktleider. Dat heeft te maken met een groot agricultuur-cluster in het centrum van het land. Landbouwproducten vormden twee jaar geleden ruim 20 procent van de Deense goederenexport. De waarde van die uitvoer nam op tien jaar van 4 miljard euro tot 16,1 miljard euro toe. Tegen het einde van het decennium wordt gemikt op een bijkomende exporttoename van nog eens 6,7 miljard euro.

“In de Deense landbouwsector staat, net zoals in het Californische Sillicon Valley, innovatie centraal,” aldus de Schumpeter-blog van het magazine The Economist. “Een verbetering van de productiviteit staat is voor de Deense landbouwsector primordiaal. Het Deense agricultureel cluster omvat verschillende grote concerns, zoals Danish Crown, Arla, Rose Poultry en DuPont Danisco, die als richtinggevende investeerders optreden. Daarrond ontwikkelen zich vele kleinere bedrijven, die kunnen functioneren als indicatoren van nieuwe trends en incubatoren van nieuwe ideeën. Hoewel de kapitaalintensieve en strikt geregelde voedingsindustrie vaak met beperkte marges moet werken, kan in Denemarken gewag worden gemaakt van een bloeiende sector.”

Er wordt aan toegevoegd dat het cluster ook heel wat jonge bedrijven – zoals LefFarm, Bovisoft, AgroSoft, Webstech of ISI Food Protection – omvat die gespecialiseerde informatica-oplossingen voor de landbouwsector ontwikkelen. Daarnaast zijn er ook onderzoeksinstellingen zoals het Danish Cattle Research Centre en het Knowledge Centre for Agriculture. Bovendien blijft ook de Danish Technical University (DTU) voeding als een belangrijke prioriteit benaderen. De universiteit telt ruim vijftienhonderd onderzoekers die aan voeding-gerelateerde projecten werken. Daarnaast worden talrijke publiek-private partnerships, zoals het Agro Food Park in de buurt van Aarhus, opgezet.

Schumpeter merkt op dat innovatie centraal staat in de Deense landbouwsector. “Grote bedrijven investeren, onder meer in het Agro Food Park, in centers om nieuwe producten te ontwikkelen,” voert de blog aan. “Deze grote concerns hebben ook hun individuele koers opgegeven en hebben beslist om samen te werken met startups. Aan de universiteiten worden nieuwe gespecialiseerde departementen, zoals bio-silicon of consumentengedrag, uitgebouwd.” Desondanks wordt de sector volgens Schumpeter echter ook met grote uitdagingen geconfronteerd. Daarbij wordt gewezen op onder meer de toenemende kritiek van het publiek op de sector en een verschuiving van de Europese Unie, die nog 60 procent van de Deense export afneemt, naar opkomende markten.

Er wordt echter ook opgemerkt dat de Deense landbouwsector op een groeiende markt mag rekenen. “Tegen het einde van het volgende decennium zal de wereldwijde vraag naar landbouwproducten met 60 procent zijn toegenomen,” zegt Schumpeter. “De Deense landbouwsector is bijzonder goed gepositioneerd om daarop optimaal te kunnen inspelen, onder meer door zijn expertise op het gebied van voedselveiligheid. Maar ook aan het andere uiteinde van de keten werkt Denemarken aan wereldfaam, zoals wordt aangetoond door het vermaarde restaurant Noma in Kopenhagen, dat geholpen heeft om de cultus van Scandinavische menu’s vorm te geven.”

[PICTURE|sitelpic|90×110]

Meer