Hoe de Belgische invloed op het Europees besluitvormingsproces te versterken

Van de publieke financiën over sancties tegen Rusland tot de stikstofcrisis speelt het Europees beleidsniveau een bijzonder belangrijke rol. Dat de Belgische begroting het grootste tekort van alle EU-lidstaten vertoont, leidt nu tot een reprimande door de Europese Commissie, maar het is ook deels gevolg van het Belgisch lidmaatschap van de muntunie. Met de Belgische frank was het nooit mogelijk geweest voor de Belgische staat om de huidige schulden en tekorten op te bouwen, want de “bond vigilantes” – investeerders in overheidspapier – hadden ons land al lang in het vizier gehad. Het ruime geldbeleid van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft dat tot nu toe kunnen verhinderen, al kan een aanval door de markten nog zeker komen.

De rol van de Europese Unie is zo mogelijk nog groter op vlak van handel tussen de Europese lidstaten en tussen de EU en de rest van de wereld. Dit betreft dan ook de Europese “core business”, al wordt die meer en meer verwaarloosd. Frankrijk en Duitsland willen nu zelfs een soort van subsidie-oorlog starten met de Verenigde Staten, dat een grootschalig subsidieprogramma aan het opzetten is voor elektrische wagens, iets wat de veelgeplaagde Europese industrie nog meer kan schaden. De Europese Commissie gaat hier jammer genoeg in mee. Het is ook de drijvende kracht achter de Europese chipswet, die grootschalige subsidiëring voorziet voor Europese chipsproductie, dit terwijl industrie-experten waarschuwen dat dit zal falen om de Europese chipsproductie te versterken, omdat die nu eenmaal sterk afhankelijk is van globale waardeketens, en alle vormen van protectionisme dus de eigen productie verzwakken. 

Interne Belgische verlamming

Bij dit alles heeft België minder invloed dan het zou kunnen hebben. Nochtans vormt Brussel het epicentrum van Europese beslissingsmacht. Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), de koepel van 50 Belgische sectorfederaties, kwam daarom met 12 aanbevelingen “om de invloed van ons land op het Europees besluitvormingsproces te versterken.” Deze suggesties “focussen niet op de inhoud van het Europese beleid, maar wel op de verschillende stappen in het besluitvormingsproces, zowel op Belgisch als op Europees niveau.”

Opmerkelijk is dat het VBO het volgende aanklaagt: “Door een gebrek aan consensus neemt België soms geen standpunt in, waardoor de belangen van ons land op Europees niveau niet kunnen worden verdedigd.” Nochtans organiseert de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie van de FOD Buitenlandse Zaken, het orgaan dat in België verantwoordelijk voor de voorbereiding, de bepaling, de vertegenwoordiging, de behartiging en de opvolging van het Europese beleid, wel meer dan 545 jaarlijkse coördinatievergaderingen met de federale departementen, de Gemeenschappen en de Gewesten.

Als oplossing stelt het VBO het volgende voor: “Daarom moet het Overlegcomité de knoop doorhakken als er geen standpunt werd bereikt op het niveau van de ‘DGE-coördinatie’, om zo elke onthouding te vermijden.” Hier zit zeker iets in, al zal de Vlaams-nationalistische N-VA hier niet enthousiast over zijn, gezien het feit dat op het Overlegcomité, een orgaan waarin vertegenwoordigers zetelen van de verschillende Belgische regeringen om overleg te plegen en conflicten te voorkomen of beslechten, de stem van de Vlaamse regering even zwaar weegt als die van de andere regeringen, ondanks het Vlaams bevolkingsoverwicht. Het orgaan werd tijdens de Corona-crisis vaak gebruikt om knopen door te hakken, en al te vaak moest Vlaams Minister-President Jan Jambon er bakzeil halen. 

Als oplossing voor deze terechte bezorgdheid zou een specifieke stemprocedure met gekwalificeerde meerderheid bij het overlegcomité kunnen worden uitgewerkt, waarbij de Vlaamse regering wel een absolute meerderheid en dus de facto veto behoudt, maar de andere regeringen niet of enkel indien ze samen optreden. Op die manier wordt de Vlaamse positie relatief versterkt, wat maar eerlijk is, gezien het bevolkingsoverwicht, terwijl de andere regeringen zich kunnen verheugen over het feit dat het Overlegcomité wordt opgewaardeerd. Wie weet kan zoiets een model zijn voor het nieuwe Confederale België, waarbij de rol van het Overlegcomité wordt overgedragen naar de Senaat, een beetje naar het model van de Duitse Bundesrat. In die laatste komen de Duitse deelstaten samen, vertegenwoordigd door hun regering, om deel te nemen aan het wetgevend proces en ook trouwens specifiek Europese besluitvorming.

VBO-aanbevelingen om de situatie te verbeteren

In elk geval moet er iets gebeuren om zowel de verlamming van de Belgische besluitvorming over EU-beleid een halt toe te roepen als de algemene verlamming op federaal niveau. Het zou kunnen dat de huidige Vivaldi-coalitie na 2024 gewoon nog vijf jaar door aanmoddert – indien de bond vigilantes tegen dan nog niet op de deur hebben geklopt – maar de financiële situatie van met name het Waals Gewest is zo dramatisch dat de Franstaligen allicht niet langer “demandeur de rien” zullen zijn, en er een onderhandelingsronde volgt waarbij meer Vlaamse autonomie als pasmunt kan dienen voor een zoveelste rondje transfers naar Zuid-België via een aanpassing van de financieringswet. Dit alles om maar duidelijk te maken hoe de interne Belgische verlamming ook voor een te zwakke Belgische stem op EU-beleidsniveau zorgt. 

De andere elf aanbevelingen van het VBO zijn ook interessant en nuttig: 

  • “De defensieve en offensieve Belgische belangen rond Europese dossiers in kaart te brengen”
  • “Geen wetgevende initiatieven op nationaal niveau te nemen als er een Europees initiatief komt” 
  • “Een Belgische ‘impact assessment’-eenheid op te richten die de cumulatieve impact van nieuwe Europese voorstellen op België berekent”
  • “Systematisch openbare raadplegingen rond Europese wetsvoorstellen te organiseren” 
  • “De manier waarop een Belgisch standpunt tot stand komt transparanter te laten verlopen en te communiceren over die standpunten” 
  • “Een sterker Belgisch netwerk in de EU-bubbel te promoten” 
  • “Een structureel overleg op politiek niveau op te zetten met gelijkgezinde landen”
  • “In elk parlement van het land het Europees beleid beter op te volgen”
  • “De Europese richtlijnen tijdig en volgens de geest van de tekst om te zetten, en dus niet aan ‘gold-plating’ te doen” 
  • “Een homogene omzetting van Europese richtlijnen in de verschillende regio’s te verzekeren” 
  • “Een periodieke evaluatie van de bestaande wetgeving te maken en de bijbehorende lasten te berekenen” 

Deze aanbevelingen zijn stuk voor stuk niet-ideologisch en zouden brede politieke steun moeten kunnen genieten. Op de voorstelling ervan op een bijzonder druk bijgewoond VBO-evenement steunde groen vice-premier Petra De Sutter dan ook voluit het idee om meer de impact van Europese voorstellen te gaan berekenen op ons land. Jammer genoeg wordt op Europees beleidsniveau nog steeds niet de impact berekend van elk stuk regelgeving, dus lidstaten kunnen hier zeker een nuttige taak vervullen.

Sommige van de VBO-aanbevelingen worden in andere EU-lidstaten, zoals Nederland, nu al toegepast. Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken maakt bijvoorbeeld fiches publiek met een overzicht van de standpunten van de Nederlandse regering in de Raad van de EU.

De gewijzigde Belgische houding ten opzichte van machttransfers naar de EU

Voorts was opmerkelijk hoe Belgisch Eurocommissaris Didier Reynders op het VBO-event stelde dat Belgische beleidsmakers niet langer automatisch voorstander zijn van het opgeven van veto’s, omdat ze dit zien als het opgeven van controle, dit in tegenstelling tot het verleden. In dat kader merkt het VBO ook op dat “de uitbreiding van de EU en het vertrek van het Verenigd Koninkrijk het machtsevenwicht enigszins [omgooiden].” 

De tijden zijn dus duidelijk voorbij dat beleidsmakers in ons land elke machtstransfer naar het EU-beleidsniveau per se als een goede zaak beschouwden. De twee grootste politieke partijen van het land, N-VA en PS, volgen ook die logica, getuige daarvan het N-VA-lidmaatschap van de eurosceptische ECR groep in het Europees Parlement en de PS-tegenstand tegen meer Europese controle op nationaal begrotingsbeleid of op vlak van vrijhandelsakkoorden die op EU-niveau werden afgesloten, zoals het CETA-akkoord met Canada. 

Dat het Europees technocratisch beleidsniveau over de jaren heen zo veel macht heeft weten te verwerven is deels ook een gevolg van de gebrekkige interesse en controle erop vanwege het nationaal beleidsniveau. In Nederland realiseert eerste minister Mark Rutte, die zwaar onder vuur ligt voor het in EU verband vastgelegd stikstofbeleid, dat nu maar al te goed. Op zijn minst zijn de aanbevelingen van het VBO een mooie aanzet om iets concreet te gaan doen aan het zogenaamde “democratisch deficit” dat de EU-beleidsvorming kenmerkt. 


Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer