De retour van de “bond vigilantes”

De eerste en tevens laatste 44 dagen van Liz Truss als Britse Eerste Minister waren op zijn zachtst gezegd bewogen. Nadat haar regering een aantal belastingverlagingen en vrij wilde uitgavenplannen had aangekondigd om de energiecrisis aan te pakken, grotendeels gefinancieerd met extra schulden, ontstond er paniek op de markt, waarbij de rente op langlopende Britse staatsobligaties sterk steeg en zelfs pensioenfondsen in gevaar kwamen en gedwongen werden activa te verkopen. 

Enkel een interventie van de Bank of England – die voor 300 miljard pond aan staatsobligaties opkocht – kon de rente weer omlaag brengen, uiteraard tegen hoge kosten voor spaarders, aangezien al dat nieuwe geld in feite uit het niets werd gecreëerd. Ook het wereldwijde klimaat van stijgende rentevoeten speelde een grote rol in de marktturbulentie. 

“Diezelfde mensen die de enorme tekorten en het bijdrukken van geld verdedigden als de oplossing voor economische problemen, wijten de onrust op de Britse obligatie- en valutamarkten nu aan een deficitaire begroting. Het is ook verbazingwekkend dat niemand van de zogenaamde experts die de oorzaak van de Britse marktvolatiliteit onmiddellijk bij de begroting van Liz Truss hebben gelegd, iets heeft gezegd over de ineenstorting van de waarde van de yen en de noodzaak van interventie door de Bank of Japan, die al twee weken aan de gang is.”

Daniel Lacalle, Spaans econoom

Truss plande drie keer zoveel extra uitgaven als belastingverlagingen

Kwasi Kwarteng — foto: Getty Images

Hoewel velen de onrust op de markten probeerden af te schilderen als een reactie op de geplande belastingverlagingen, mag niet worden vergeten dat de nieuw geplande uitgaven van Truss en haar Minister van Financiën Kwasi Kwarteng 150 miljard pond bedroegen, wat drie keer zoveel is als belastingverlagingen die ze wilden doorvoeren. Die lagere taksen zouden de totale belastingdruk in het VK overigens slechts terugbrengen tot 35 procent van het bbp, wat nog steeds hoger is dan het niveau van 33 procent dat dateert van toen Tony Blair premier werd.  

Ondertussen verving Truss Kwarteng door een nieuwe Minister van Financiën, de oudgediende Jeremy Hunt, die meteen zowat alle geplande belastingverlagingen schrapte, maar ook het mes zette in de geplande uitgaven om de energiefactuur te drukken. Bovendien wil Hunt meteen ook inzetten op besparingen. 

Uiteindelijk kon Truss niet overleven. Misschien komen er zelfs nieuwe verkiezingen aan.

Reaganomics

Sommigen wezen er op dat het oorspronkelijke beleid van Truss – belastingen verlagen en uitgaven verhogen, allemaal gefinancierd door hogere schulden – niet zozeer lijkt op dat van Margaret Thatcher, maar op het beleid van de Amerikaanse president Ronald Reagan – “Reaganomics”. Dit komt omdat Thatcher wel heeft bezuinigd, terwijl haar regering – die toen nog het monetaire beleid beheerste – besloot de rente te verhogen in plaats van te verlagen – toen de Centrale Bank nog niet onafhankelijk was om rentebeleid te bepalen.

Het beleid van Thatcher was een groot succes wat betreft het bevorderen van de economische groei, ondanks het feit dat bepaalde “rust belt”-gebieden in het Verenigd Koninkrijk zich minder hebben kunnen herstellen dan gehoopt. Een blik op andere oude industriegebieden op het Europese vasteland maakt dat duidelijk. Shropshire, Derbyshire en Lancashire doen het wat de werkgelegenheid betreft veel beter dan de vijf slechtst presterende regio’s aan de andere kant van het Kanaal: de Belgische regio’s Henegouwen en Luik en de Franse regio’s Nord-Pas-de-Calais, Picardië en Lotharingen.

Op RealClearMarkets herinnert John Tamny zich hoe vergelijkbaar het economische debat in de jaren zeventig was:

“Republikein George H.W. Bush vond dat de door Ronald Reagan voorgestelde belastingverlagingen inflatoir waren, net als Reagans uiteindelijke tegenstander voor het Witte Huis Jimmy Carter. De kiezers waren het er niet mee eens, maar beleid moet nooit worden gemaakt door koppen te tellen.  De werkelijkheid moet het uitwijzen, in welk geval de stijgende dollar in de jaren tachtig het idee belachelijk maakte dat te veel economische vrijheid tot geldontwaarding leidde.” 

Ook Reagan was zeer succesvol in het stimuleren van de economie, met 92 maanden zonder recessie, van november 1982 tot juli 1990, de langste periode van aanhoudende groei in vredestijd en de op één na langste periode van aanhoudende groei in de Amerikaanse geschiedenis. 

Voor het Verenigd Koninkrijk is het echter van belang om dat ene grote verschil met de V.S. voor ogen te houden, zoals Harry Clynch het in The Critic omschrijft:

“Amerika geeft ’s werelds reservemunt uit. De Amerikaanse dollar is verreweg de meest gewilde valuta ter wereld en domineert de internationale handel. Beleggers willen – en moeten – toegang hebben tot in dollars luidende activa. Dit gold natuurlijk ook ooit voor het Britse pond, in de lang vervlogen tijd dat Groot-Brittannië de belangrijkste financiële macht ter wereld was.”

Uiteraard is de gigantische schuldenlast van de Verenigde Staten (> 31.000 miljard dollar)een probleem, maar het is onwaarschijnlijk dat dit ooit een onmiddellijk probleem zal worden, tenminste zolang de Verenigde Staten het exorbitante voorrecht genieten om ’s werelds reservemunt uit te geven, wat betekent dat zij hun eigen geld kunnen bijdrukken en daarmee nog wegkomen ook, aangezien de wereldeconomie op de dollar draait. Misschien verandert dat binnenkort, misschien als gevolg van spanningen met Saoedi-Arabië, zoals aanhangers van de Petrodollar-theorie denken, maar veel voorspellingen van de op handen zijnde ondergang van de dollar zijn onjuist gebleken.

De «bond vigilantes» zijn terug 

Het belangrijkste wat we moeten onthouden van de pogingen van de ondertussen zo goed als volledig begraven regering Truss om grootschalige tekorten te gaan opbouwen, is dat de markten nog steeds als poortwachter fungeren om schuldopbouw in toom te houden. De zogenaamde “bond vigilantes” zijn investeerders die nauwgezet het begrotingsbeleid van overheden in de gaten houden, om op die basis overheidsobligaties van landen te gaan kopen of verkopen. 

Indien wie haar opvolgt een waar pro-groeibeleid van belastingverlagingen wil voortzetten, moet die doen wat Thatcher heeft gedaan, namelijk de omvang van de staat in Groot-Brittannië verminderen. 

Alle regeringsdepartementen, behalve defensie en gezondheidszorg, zouden nu besparingen moeten gaan vinden, naar verluidt zelfs tot 15% van hun uitgaven, al moet dit wel worden genuanceerd. De Britse overheidsuitgaven zullen dan wel nog steeds stijgen de komende jaren, maar minder dan eerst gepland.

In theorie gaat de Britse Centrale Bank op 31 oktober eindelijk van start met “quantitative tightening”, oftewel het afbouwen van de eigen balans en het goedkoop geldbeleid. Veel marktanalysten geloven echter niet dat de Centrale Bank het echt zal aandurven, gezien de risico’s voor het al zwaar geteisterd Brits overheidspapier. 

Wie denkt dat een dergelijke druk vanuit de markten enkel voor het Verenigd Koninkrijk is weggelegd, en niet voor andere met schulden overladen westerse overheden, dwaalt. De Nederlandse Centrale Bank drong reeds aan bij pensioenfondsen om maatregelen te nemen om een crisis op de obligatiemarkt zoals onlangs in het Verenigd Koninkrijk, te voorkomen. Ook de Europese toezichthouder waarschuwde banken onlangs om hefboomfinanciering – kredietverlening aan kredietnemers die al schulden hebben – te beperken, waarbij ze bij die toezichthouder naar verluidt vinden dat ze worden genegeerd.

De Europese Centrale Bank gaat momenteel veel verder dan de Bank of England om de financiën van wankele eurolanden als Italië en Griekenland te ondersteunen. Net zoals in het V.K. bereikt de inflatie in de eurozone recordhoogtes en net zoals in het V.K. draalt de Centrale Bank om fors in te grijpen, net omdat het einde van het goedkope geld zo pijnlijk is bij hoge schuldenniveaus.


De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer