Europese industrie veert op, maar nog geen volledig herstel

In mei is de industriële productie in de eurozone met 12,4 procent aangegroeid. Zulke hoge cijfers zijn enkel te danken aan het feit dat mei een ‘heropeningsmaand’ was. Op jaarbasis was de industriële output in mei nog steeds zeer laag. Dat blijkt uit cijfers die Eurostat dinsdag vrijgaf.

Ondanks een maandelijkse stijging als gevolg van een versoepeling van de lockdownmaatregelen in mei, was de industriële productie in de eurozone in mei met 20,9 procent gedaald ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar.

De industrie herstelt dus veel langzamer van de coronashock dan de winkelstraat. Dat komt omdat Europese consumenten hun inkomen grotendeels konden behouden dankzij allerlei overheidsprogramma’s van tijdelijke werkloosheid. Gezinsuitgaven werden uitgesteld maar niet altijd geschrapt.

De industrie heeft te lijden onder een verzwakking in bestellingen, door de slechte economische vooruitzichten. Het zal tijd vragen eer de industriële vraag terug op een houdbaar niveau komt.

Toppers en floppers

De Italiaanse industriële motor ronkte het luidst in mei, met een stijging (op maandbasis) van 42 procent. Frankrijk en Spanje volgen met respectievelijk 20 en 15,1 procent.

Duitsland zag de productie groeien met iets minder dan 10 procent. Daarmee stonden de grootste economieën van de eurozone op een productieniveau van ongeveer een kwart minder dan dezelfde periode vorig jaar.

Aangezien de gemiddelde daling op jaarbasis 20,9 procent bedraagt, hebben de kleinere economische spelers de grote overtroffen wat betreft industriële veerkracht. De slechtste leerling van de klas was Slovakije, wiens industriële output nog steeds 33,4 procent lager lag dan een jaar geleden. Voor ons land waren er geen cijfers beschikbaar voor de maand mei.

De Europese industrie heeft dus dringend nood aan een heropleving van de vraag. Ondanks op het eerste zicht spectaculaire cijfers is er geen reden tot juichen.

Meer