Begin maart nam Amerikaans economisch columnist Steven Pearlstein afscheid van de journalistiek. Hij besloot zijn roemrijke carrière bij de Washington Post met een J’accuse-achtige bolwassing voor progressieve big spenders. Zijn laatste column bevatte niet alleen gal. Pearlstein deed de regering Biden ook een gematigd beleidsvoorstel.
‘In het progressieve paradijs van de Democratische partij is geld lenen gratis, betalen uitgaven zichzelf terug en stijgt de rentevoet nooit’: de kop van Pearlstein’s column zet al direct de wrange toon. Iets verderop een knipoog naar Milton Friedman: ‘Welkom, mede-Amerikanen, in het tijdperk van de free lunch’.
Fed
Ook de Amerikaanse centrale bank, de Federal Reserve, krijgt een veeg uit de pan. ‘Sinds de financiële crisis van 2008 heeft de Federal Reserve geleerd dat zij financiële paniek en een wereldwijde depressie kan afwenden door dollars te drukken en die te gebruiken om staats- en bedrijfsobligaties te kopen.
Maar wat de Fed ook had moeten leren, is dat jarenlang roekeloos geld blijven bijdrukken nadat de eerste crisis voorbij is, gigantische krediet- en investeringsbubbels creëert. En dat deze bubbels uiteenspatten bij de eerste indicatie dat de verkoop van obligaties gaat stoppen.’
Pearlstein’s kritiek op de geldpers doet wat denken aan de Oostenrijkse school. Volgens deze economische ideologie zijn boom bust cycles (conjunctuurcycli) het gevolg van een buitensporige groei van het bankkrediet, het resultaat van de geldpers.
Die buitensporige groei zou dan weer het gevolg zijn van kunstmatig lage rentetarieven die door een centrale bank zijn vastgesteld. En zo krijgt men een vluchtig en stabiel onevenwicht tussen sparen en investeren, wat op den duur tot recessie of zelfs depressie leidt.
Green New Deal
Mikpunt van Pearlsteins sardonische spot zijn daarnaast de mensen van de Green New Deal: ‘In dit paradijs zonder compromissen kunnen we de fossiele-brandstofindustrie afschaffen en overschakelen op een koolstof-vrije economie zonder enig risico voor de werkgelegenheid en de economische groei.’
Minimumloon
Pearlstein laat zich in zijn zwanenzang ook van zijn constructieve kant zien. Over het bepalen van een minimumloon zegt hij het volgende: ‘Mijn voorkeur zou zijn om de arbeidsmarkt als richtsnoer te nemen en het minimumloon vast te stellen op de helft van het uurloon van de gemiddelde voltijdwerker, gecorrigeerd voor regionale verschillen.
Nationaal zou dat gemiddeld neerkomen op ongeveer 12,50 dollar per uur, maar het zou variëren van ongeveer 9 dollar in een staat als Alabama tot maar liefst 16 dollar in Californië. Een dergelijke formule zou niet alleen de steun kunnen krijgen van een aantal Republikeinen in het Congres, maar ook van grote bedrijfsorganisaties,’ klinkt het nog.