Extra loonfactuur loopt op tot 7,5 miljard; daarmee dreigen we de fouten uit het verleden nog maar eens te herhalen

Hogere energieprijzen blijven de inflatie opdrijven, en via de automatische loonindexering wordt die factuur grotendeels bij de bedrijven gelegd. Daarmee dreigen we fouten uit het verleden nog maar eens te herhalen. We zouden nu moeten nadenken over maatregelen om die factuur beter te verdelen, eerder dan actievoeren voor sterkere loonstijgingen. 

Zoals eerder al verwacht, blijft de inflatie verder oplopen. Aangevuurd door de energieprijzen klom de totale inflatie in november naar 5,6 procent, het hoogste niveau sinds juli 2008 (5,9 procent). De energieprijzen stegen de voorbije twaalf maanden met 46 procent, wat een bijdrage tot de totale inflatie opleverde van 3,9 procentpunt. De energieprijzen zijn dus veruit de belangrijkste motor van deze inflatiespurt, en die zullen ook bepalend zijn voor hoe ver die spurt kan doorzetten. Het ziet er naar uit dat de piek in de inflatie stilaan in zicht komt. Het meest waarschijnlijke scenario blijft dat de inflatie in de loop van 2022 fors zal afkoelen. Maar ondertussen is er wel al een belangrijke impact voor de bedrijven. 

Extra factuur voor de bedrijven

Via de automatische loonindexering wordt de factuur van die hogere energieprijzen grotendeels doorgeschoven naar de bedrijven. Begin november raamde het Planbureau de stijging van de gezondheidsindex in 2021-2022 op 5 procent (voor de duidelijkheid, dat is in een scenario waarbij de inflatie in de loop van 2022 duidelijk afkoelt). Met de opnieuw hoger dan verwachte inflatiecijfers voor november zal die raming zo goed als zeker verder opwaarts bijgesteld worden. Dat impliceert dat de totale loonstijging voor 2021-2022 boven 5 procent zal uitstijgen. Op een totale loonsom van 150 miljard in de Belgische private sector impliceert dat een extra loonfactuur van minstens 7,5 miljard voor de bedrijven. 

Bedrijven staan onder druk van hogere inputkosten voor allerlei grondstoffen (incl. energie) en hogere loonkosten. Uit onze enquêtes blijkt dat slechts een kleine minderheid van de bedrijven die extra kosten volledig kan doorrekenen in de verkoopprijzen. De meeste bedrijven zijn genoodzaakt om minstens een deel van de hogere kosten op te vangen in hun marges. 

Fouten uit het verleden

Daarmee dreigen we fouten uit het verleden nog maar eens te herhalen. Via onze automatische indexering, uniek in de wereld, proberen we loontrekkenden en uitkeringsgerechtigden af te schermen van externe prijsschokken (niet voor het eerst in de vorm van een stijging van de energieprijzen). Maar daarmee verdwijnt die prijsschok niet natuurlijk. Als invoerder van energie moet ons land hoe dan ook de hogere energieprijzen betalen. Via de indexering worden die niet ‘weggetoverd’, maar komen die in eerste instantie op rekening van de bedrijven. Als de druk bij de bedrijven vervolgens te hoog oploopt, heeft dat nefaste gevolgen voor werkgelegenheid en investeringen. Zeker ook gezien buitenlandse concurrenten niet geconfronteerd worden met zo’n automatische loonindexering. En dan moet er uiteindelijk toch ingegrepen worden met indexsprongen, of bruuskere ingrepen. 

Met een verwachte totale loonstijging van meer dan 5 procent in 2021-2022 liggen we op koers voor de sterkste loonstijgingen van de voorbije tien jaar. Ook 2011-2012 was er sprake van een zware indexering door een tijdelijke inflatieopstoot. En ook toen moest de nefaste impact op onze concurrentiepositie vervolgens recht getrokken worden met corrigerende maatregelen. Eenzelfde scenario lijkt zich vandaag af te spelen. En net tegen die achtergrond plannen de vakbonden begin volgende week acties voor sterkere loonstijgingen. Op z’n zachtst gezegd een bizarre timing.

Om te vermijden dat we terug dezelfde weg op gaan als bij eerdere inflatieopstoten, zouden we nu al werk moeten maken van maatregelen die ervoor zorgen dat de impact van de hogere inflatie niet volledig bij de bedrijven gelegd wordt. Dat kan bijvoorbeeld door een (gedeeltelijke) indexsprong of door de indexering over een langere periode uit te spreiden.    


De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer