Europa produceert jaarlijks 15.000 uur aan fictieprogramma’s voor tv

Twee jaar geleden werden in Europa 15.000 uur fictieprogramma’s voor televisie opgenomen. Dat betekende een daling met 4 procent tegenover het jaar voordien. Dat blijkt uit een rapport van het European Audiovisual Observatory (EAO), gebaseerd op cijfers van de 27 lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen en Zwitserland.

De onderzoekers merken op dat de uitbraak van de coronapandemie weliswaar een impact heeft gehad op de televisieproductie, maar een aantal fundamentele karakteristieken van de sector toch ongemoeid heeft gelaten.

Onderbreking

De terugval in het opnamevolume moet volgens de onderzoekers in het kader van de strijd tegen het Covid-19-virus worden bekeken. In een aantal landen hebben de maatregelen van de autoriteiten immers ook tot een onderbreking van het opnamewerk voor televisieproducties geleid.

Daarnaast zette de ononderbroken toename van korte series – met twee tot drie afleveringen – zich weliswaar verder door, maar moest er wel een vertraging worden vastgesteld. Er werd twee jaar geleden nog een groei met 5 procent opgetekend, tegenover een gemiddelde jaarlijkse groei van 11 procent tijdens de tweede helft van het voorbije decennium.

“Anderzijds kon worden vastgesteld dat de uitbraak van Covid-19 een aantal fundamentele kenmerken van de Europese televisieproductie toch ongemoeid heeft gelaten”, zeggen de onderzoekers. “Telenovela’s en soaps vertegenwoordigden immers 60 procent van het totale productievolume. Meer dan de helft van de geproduceerde titels bestonden uit series met twee tot dertien afleveringen per seizoen.”

“Het gemiddelde aantal afleveringen per seizoen en de gemiddelde duur van afleveringen bleken langzaam in te krimpen”, wordt in het rapport nog opgemerkt. “Dat was wellicht een strategie om de hogere productiekosten op te vangen.”

“Ook bij de productie van televisiefilms kon trouwens een neerwaartse trend worden opgetekend. Bovendien kon in het productiewerk een verschuiving van films naar series worden vastgesteld.”

Griekenland en Spanje

“Met de grote hoeveelheden telenovela’s en soaps die elk jaar in Griekenland en Spanje worden opgenomen, toonden deze twee landen zich de leider in het aantal uren productiewerk”, stippen de onderzoekers nog aan.

“Hongarije en Portugal zijn twee andere voorbeelden van landen die gedreven worden door series met meer dan tweeënvijftig afleveringen per seizoen.” Het rapport bracht nog aan dat in Duitsland het grootste aantal verschillende titels werd geproduceerd, waarbij een bovengemiddelde aandacht aan televisiefilms werd besteed.

Wanneer naar kortere series – met twee tot drie afleveringen per titel – werpt het Verenigd Koninkrijk zich als Europees marktleider op, gevolgd door Duitsland en Frankrijk. “Deze activiteit laat echter ook een sterke stijging optekenen in Scandinavië en Spanje”, wordt er nog opgemerkt.

Internationale coproducties vertegenwoordigden 10 procent van alle titels die twee jaar geleden werden opgenomen. Die samenwerking beperkt zich meestal tot televisiefilms en series met twee tot drie afleveringen per seizoen.

Daarbij kan wel een opmerkelijke evolutie worden vastgesteld. In het verleden werden deze internationale coproducties meestal opgezet tussen twee buurlanden die dezelfde taal deelden, zoals Frankrijk en België of Duitsland en Oostenrijk. Het aandeel van die collaboraties is in de internationale coproducties is ondertussen tot ongeveer 45 procent teruggevallen.

(lp)

Meer