De Europese Unie en Japan hebben het voorbije decennium de uitbouw van de waterstofindustrie geleid. Die twee partijen hebben op het gebied van waterstof tijdens die periode immers de sterkste patentactiviteit getoond. Dat blijkt uit een analyse van het European Patent Office (EPO). De onderzoekers merken wel op dat de Verenigde Staten op kleine afstand volgen, terwijl ook elders in de wereld een toename van de activiteit kan worden opgemerkt.
Europa en Japan lopen voorop in innoverende waterstoftechnologieën
Waarom is dit belangrijk?
Waterstof stoot bij verbranding geen koolstofdioxide uit. Hierdoor kan het gas een belangrijk instrument worden om een emissievrije economie uit te bouwen. De Europese Unie verwacht dat waterstof tegen het midden van deze eeuw tussen 13 procent en 14 procent van zijn totale energieverbruik zal dekken. De opkomende duurzame waterstofeconomie blijkt bovendien volgens analisten ook een zakelijke kans die Europese bedrijven goed lijken te beseffen.Japan kent snellere groei van Europa: Patenten worden vaak gebruikt om een inzicht in de innovatie van een markt te verwerven.
- “De wereldwijde patentaanvragen voor waterstof worden door Europa en Japan aangevoerd”, wordt in het rapport van het European Patent Office aangevoerd.
- “De Verenigde Staten hebben het voorbije decennium terrein hebben verloren. Verder moet worden opgemerkt dat markten in landen zoals Zuid-Korea en China pas sinds kort een sterkere activiteit terzake laten optekenen.”
- Ongeveer 28 procent van de multinationale octrooien – geregistreerd in de patentbureaus van meerdere landen – rond de productie, opslag, verwerking en het gebruik van waterstof het voorbije decennium werd in de Europese Unie geregistreerd.
- Het merendeel van die patenten werd ingediend in Duitsland (11 procent) en Frankrijk (6 procent).
- Japan registreerde 24 procent van de multinationale octrooien en liet het voorbije decennium een snellere groei optekenen dan Europa.
- Daarna volgen de Verenigde Staten met 20 procent van de octrooien. “De Amerikaanse activiteit rond waterstof-patenten kende onder de regering van Donald Trump een scherpe daling”, merkt Yann Ménière, hoofdeconoom bij het Europese octrooibureau, op.
- “Toch zou het verkeerd zijn om de Verenigde Staten over het hoofd te zien. Er kan immers door de Inflation Reduction Act van huidig president Joe Biden immers een sterke opleving worden verwacht. Dit initiatief bevat fiscale stimulansen die de productie van waterstof in de Verenigde Staten uiterst concurrerend maken.”
- In China en Zuid-Korea bleef de patentactiviteit rond waterstof voorlopig relatief bescheiden. “Maar die twee landen toonden het voorbije decennium wel een groei met respectievelijk 15,2 procent en 12,2 procent”, benadrukt Ménière. “Er is dus ook in die landen op het gebied van waterstof iets duidelijk aan het veranderen.”
Juridische twijfels vormen knelpunt: Yann Ménière waarschuwt wel dat de Europese Unie weliswaar een belangrijke positie op de ontwikkelende mondiale waterstofmarkt wil innemen, maar tegelijkertijd in zijn lidstaten vaak met voortdurende juridische problemen moet afrekenen.
- Verschillende landen kampen met twijfels over het duurzame karakter van het product. Daarbij wordt opgemerkt dat de aanmaak van waterstof niet altijd op een milieuvriendelijke manier gebeurt.
- “Een duidelijke regelgeving, die als leidraad kan worden gebruikt, is dan ook van groot belang”, merkt Ménière daarbij op.
- “Dat blijkt uit de steun van de Japanse regering voor de ontwikkeling van binnenlandse waterstoftoepassingen. Wanneer de Japanse overheid zich achter die ontwikkeling schaarde, kende het aantal patentaanvragen een stijging. Wanneer echter die politieke steun wegviel, stopten ook de aanvragen.”
- “Een nieuwe sector, zoals de opkomende waterstofeconomie, bestaat uit verschillende puzzelstukken die volgens een gepaste timing moeten kunnen samenvallen”, betoogt Ménière nog. “Hier is een cruciale rol weggelegd voor regelgevers. Positief is echter dat de Europese industrie een grote interesse in waterstof toont en die belangstelling ook in concrete initiatieven vertaalt.”