EU-land dat 30 jaar geleden nog onder het communistische juk zat is nu rijker dan Spanje en Italië

Tsjechië rangschikt sinds vorig jaar boven Spanje wat betreft het bruto binnenlands product per inwoner, gemeten naar koopkrachtpariteit (kkp). Dat blijkt uit de laatste gegevens van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), die door Eurostat worden bevestigd.

Koopkrachtpariteit (kkp) of purchasing power parity (PPP) is een manier om de koopkracht van twee landen te vergelijken. Mensen in armere landen consumeren veelal goederen en diensten die ter plaatse, met de lage arbeidskosten van die landen, geproduceerd worden, zodat de kosten van levensonderhoud er over het algemeen veel lager zijn dan in rijkere landen.

Volgens de gegevens van het IMF had Tsjechië in 1995 nog een bbp-kkp per inwoner dat 22 procent lager lag dan het Spaanse bbp-kkp. Maar die kloof is in de daaropvolgende 25 jaar gedicht. In 2020 produceerde Tsjechië een bbp-kkp van 40.293 euro, tegen 38.143 euro voor Spanje en 40.065 euro voor Italië. Tsjechië haalt op 25 jaar dus twee West-Europese landen in. 

De Spaanse vastgoedbubbel

Volgens de Spaanse krant El País dreigt nog meer onheil. Want ook Estland, Letland en Slovenië sluipen gevaarlijk dichterbij. De trend bevestigt het falen van de Spaanse economische strategie voorafgaande aan de crisis van 2008. Toen bleek dat een vastgoedbubbel en niet de reële economie de kloof tussen Spanje en de rijkere West-Europese landen had gedicht. Sinds dan wordt in Spanje jaarlijks achteruitgang tegenover voormelde landen opgemeten. Volgens Eurostat stagneert de Spaanse economie vandaag rond de 91 procent van het Europese gemiddelde. Dat is 14 procent lager dan eind jaren 2000.

Een werkloosheidscijfer van 16%

De Spanjaarden zijn in 13 jaar niet noodzakelijk armer geworden, wel zijn ze blijven stilstaan, terwijl andere landen wel progressie maakten. Tsjechië heeft zich met zijn goedkopere arbeidskrachten en zijn belastingstelsel zeer aantrekkelijk getoond voor de Duitse industrie. Het land is de onderaannemer bij uitstek geworden voor onze oosterburen en staat op de 8ste plaats in de belastingaantrekkelijkheidsindex van de OESO. Ter vergelijking: Spanje staat op de 27ste plaats staat, Frankrijk op de 32ste en Italië 36ste. Ons land is 19de. 

Hoewel de inkomensbelasting veel lager is dan in de rest van West-Europa (vast tarief van 15%), is het vooral de vennootschapsbelasting die de aantrekkingskracht van de bedrijven verklaart. In Tsjechië bedraagt die 19% van de winst, in Spanje 25% en in Frankrijk tussen 28 en 31%.

Spaanse werkloosheid blijft problematisch

Het dagblad El Pais wijst op zijn beurt op het problematische werkloosheidscijfer in Spanje. Het percentage bedraagt 16% op het Iberisch schiereiland, tegen slechts 3% in de Tsjechische Republiek. Een productietekort dat gepaard gaat met een lagere productiviteit. Dat is volgens de krant het gevolg van investeringen in de bouwsector, die niet of onvoldoende werden vergezeld door een betere efficiëntie en productiviteit.

Het meest verontrustende cijfer komt tenslotte uit het Spaanse onderwijs. 30 procent van de Spaanse jongeren maakt zijn middelbare school niet af. In Tsjechië is dat maar 7 procent. Ook investeert het voormalige communistische land jaarlijks een half procent meer van zijn bbp in Onderzoek & Ontwikkeling dan Spanje en zijn haar openbare financiën in betere staat.

Post-Covid staat Spanje dus voor een helse klus.

Meer