Tien jaar na de ramp met het boorplatform Deepwater Horizon lijdt de Golf van Mexico nog steeds onder de vervuiling door het olielek.
Dat blijkt uit onderzoek van wetenschappers van de University of South Florida, gebaseerd op een analyse van monsters van 2.500 vissen, verdeeld over 91 soorten.
De studie, gebaseerd op onderzoek op 359 verschillende locaties, suggereert dat er tien jaar na de ramp nog steeds sprake is van een wijdverbreide verontreiniging.
Giftig
De analyse bracht bij verscheidene vissoorten de aanwezigheid aan het licht van polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), een van de meest giftige chemische componenten die in ruwe olie worden aangetroffen.
‘De gifstoffen, die bij mensen in verband zijn gebracht met hartaandoeningen en kankers, stapelen zich op in de gal van de vissen,’ zegt onderzoeksleider Erin Pulster, marien wetenschapper aan de University of South-Florida. ‘De studie toont een chronische en wijdverbreide olievervuiling in de Golf van Mexico.’
‘Gezien de omvangrijke ontginning van gas en olie in de regio de voorbije acht decennia, is het vreemd dat een dergelijk onderzoek voor de ramp met Deepwater Horizon nooit eerder is uitgevoerd.’
De studie toonde bij dat alle onderzochte vissoorten uit de Golf van Mexico verhoogde PAK-niveaus werden aangetroffen. De hoogste contaminatie werd opgetekend bij geelvintonijn, gouden tegelvissen en roodbaars.
‘De hoge contaminatie bij tegelvissen kon worden verwacht,’ zegt Pulster. ‘De soort brengt immers het grootste deel van zijn leven door met het omwoelen van het sediment op de zeebodem. Daar zet zich ook een groot deel van de olievervuiling vast. Verrassend waren echter de verhoogde niveaus bij de tonijn, die zich ophoudt in hogere lagen, waar de olievervuiling slechts korte tijd aanhoudt.’
Stedelijke afvoer
‘De hogere PAK-waarden hebben een dubbele oorzaak,’ verduidelijkt Pulster. ‘Enerzijds is er sprake van antropogene oorzaken, waarbij de vervuiling door menselijke activiteiten is veroorzaakt. Antropogene bronnen zijn onder meer de olieramp in de Deepwater Horizon, lekkende infrastructuur, de afvoer van rivierwater en het scheepvaartverkeer. Daarnaast zijn er echter ook natuurlijke olielekkages vanuit de zeebodem.’
Niet alle populaties vertoonden dezelfde besmettingsgraad. In de buurt van locaties met grotere booractiviteiten konden hogere concentraties van contaminatie worden aangetroffen. Een grotere verontreiniging werd ook gevonden in de buurt van kuststeden zoals Tampa Bay. Dit suggereert volgens de onderzoekers dat de stedelijke afvoer de problemen met olievervuiling kan verergeren.
‘De besmetting is wel zorgwekkender voor de gezondheid van de ecosystemen en de vispopulaties uit de Golf van Mexico dan voor de consumenten van zeevruchten uit het gebied,’ zeggen de onderzoekers. ‘De verontreiniging blijft onder de adviesniveaus voor de volksgezondheid.’
Het visbestand kan volgens de onderzoekers echter zwaar worden getroffen. ‘Bepaalde vispopulaties in de buurt van de ramp met Deepwater Horizon hebben de voorbije tien jaar inkrimpingen tussen 50 procent en 80 procent laten optekenen,’ betoogt Pulster.
Blow-out
Oliemaatschappij Transocean voerde met Deepwater Horizon in opdracht van British Petroleum (BP) olieboringen uit in de Golf van Mexico. Op 20 april 2010 vond op het boorplatform een zogeheten blow-out plaats: het ongecontroleerd vrijkomen van ruwe olie door luchtbel of omdat de drukregelsystemen het laten afweten.
Dat werd gevolgd door een explosie, waarbij elf bemanningsleden omkwamen. Twee dagen later zonk het boorplatform.
Dat leidde tot een gigantisch olielek, dat als de grootste milieuramp uit de geschiedenis van de Verenigde Staten wordt bestempeld. Door de ramp zouden dagelijks olievoorraden met volumes tot 1,3 miljoen liter in de Golf van Mexico zijn gevloeid. Pas half juli 2010 zou het grootste deel van het lek zijn gedicht. De totale schade van de ramp werd geraamd op ruim 53 miljard dollar.