De zware inspanning om onze overheidsfinanciën terug op de rails te krijgen

Onze overheidsfinanciën waren voor corona al wankel, en de crisis heeft op dat vlak uiteraard niet voor beterschap gezorgd, integendeel. Niets doen is geen optie, want dan loopt onze overheidsschuld spectaculair op. Onze overheden moeten de komende jaren serieus aan de bak om de overheidsfinanciën terug op de rails te krijgen. 

In reactie op de coronacrisis goochelden onze overheden het voorbije anderhalve jaar met miljarden euro’s: een begrotingstekort van 42 miljard in 2020 en een overheidsschuld van 515 miljard. Hoe erg dat is, is evenwel genuanceerder dan die spectaculaire cijfers. Er is geen enkele twijfel dat onze overheden krachtig moesten ingrijpen om de impact van de crisis te compenseren. Hadden ze dat niet gedaan, dan was de economische schade nog veel groter geweest. Het budgettaire prijskaartje van de tijdelijke crisismaatregelen is dan ook niet noodzakelijk een probleem. Het zou trouwens ook al te makkelijk zijn om onze budgettaire problemen zo maar af te schuiven op corona. Onze overheidsfinanciën waren al wankel voor corona, er werden in voorgaande jaren geen buffers opgebouwd voor moeilijkere tijden en we zijn nog altijd niet voorbereid op de budgettaire impact van gekende uitdagingen zoals de vergrijzing en de klimaattransitie. 

De laatste ernstige begrotingsinspanningen dateren van de regeringen Dehaene in de jaren 1990. De regeringen daarna fietsten vooral mee op de meevaller van de dalende rentelasten en soupeerden de eerder opgebouwde buffers grotendeels op. Onder de regeringen Di Rupo en Michel werd de snelle verslechtering van de overheidsfinanciën gestopt, maar er was amper sprake van structurele inspanningen om de overheidsfinanciën terug op een gezonder traject te krijgen. Vervolgens kregen de overheidsfinanciën al in 2019, en dus voor de coronacrisis, een rake klap. De combinatie van eerdere beslissingen en de onmogelijkheid om bij te sturen door het gebrek aan een volwaardige regering resulteerde in een stevige structurele verslechtering van de begroting met 1,3% van het bbp.

Op die manier kwamen de gezamenlijke Belgische overheden aan de start van 2020 met een begrotingstekort van 1,9% van het bbp, bij de grootste van Europa. Ter vergelijking, Duitsland en Nederland hadden aan de vooravond van de coronacrisis een begrotingsoverschot van respectievelijk 1,5 en 2,5% van het bbp. De Belgische overheidsschuld sloot 2019 af op 99% van het bbp. En toen kwam corona…   

Op een onhoudbaar traject

Corona zadelde onze overheden op met een miljardenfactuur. Dat zou op zich geen probleem zijn, mocht het gaan om tijdelijke maatregelen. Helaas misten onze overheden hier opnieuw een pagina uit het handboek ‘Gezond budgettair beleid’, en blijkt een groot deel van de extra uitgaven tijdens de crisis niet tijdelijk, maar structureel. Daardoor blijven we ook na deze crisis zitten met een structureel te hoog begrotingstekort. Daar zullen onze overheden hoe dan ook iets moeten aan doen.

Dankzij relatief gunstige omstandigheden qua rente en economische groei valt er op korte termijn geen acute crisis van de overheidsfinanciën te verwachten. Er is evenwel geen enkele garantie dat die gunstige omstandigheden ook in de toekomst overeind blijven. Een stevige stijging van de rente of een verdere daling van ons groeipotentieel zouden onze overheidsfinanciën vrij snel in moeilijke papieren brengen. Meer nog, door het grote structurele begrotingstekort waarmee we uit deze crisis komen, zitten onze overheidsfinanciën vandaag al op een onhoudbaar langetermijntraject. Eenvoudige simulaties maken dat al snel duidelijk. Als onze overheden niets doen op budgettair vlak, dan klimt onze overheidsschuld naar 225% van het bbp tegen 2070, zelfs bij de huidige gunstige rente- en groeiomstandigheden. Mocht de rente iets hoger uitkomen, dan escaleert de situatie snel. Met een rente die bijvoorbeeld terug naar 3% klimt, zou de schuld naar 370% van het bbp stijgen. 

Inspanning van 20 à 25 miljard

De overheid moet dan ook vrij snel aan de bak om het begrotingstekort binnen de perken te krijgen en om de vergrijzingsfactuur op te vangen. Dat vereist deze en volgende legislatuur een belangrijke volgehouden inspanning. Terugkeren naar een primair evenwicht tegen 2030 vergt een inspanning van 20 à 25 miljard in euro’s van vandaag. Die inspanning is trouwens groter dan de structurele inspanningen van de regeringen Dehaene. Gezien het feit dat de ontsporing van onze overheidsfinanciën volledig aan de uitgavenkant zit en onze belastingdruk al bij de hoogste ter wereld hoort, moeten de inspanningen zich vooral richten op die uitgavenkant.


De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer