In 2011 stak een nieuw Chinees virus, MEV-1, de kop op en verspreidde zich zo snel over de hele wereld dat er 26 miljoen doden vielen.
Die uitbraak is natuurlijk fictie – het is de plot van de film Contagion, die ons in ware Hollywoodstijl inkijk geeft in de paniek die ontstaat tijdens een wereldwijde pandemie. Vandaag zitten we echter midden in een zeer echte uitbraak die zich vanuit China over de hele wereld verspreidt. De echte uitbraak en de fictieve zijn op één belangrijke manier gerelateerd: het virus treft in beide gevallen een onvoorbereide wereld.
Deze nieuwe uitbraak is zowel beangstigend als vertrouwd. De voorbije decennia pasten virale uitbraken in een patroon dat ons intussen welbekend is: een virus dat in dieren leeft, maakt de sprong naar de mens. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren op een markt waar levende dieren met mensen in contact komen, zoals die in Wuhan, China. Mensen worden ziek en geven de infectie door – maar dat kan dagen, weken of zelfs maanden onopgemerkt blijven.
Soms zijn mensen zich aanvankelijk niet bewust van een nieuwe dreiging omdat de autoriteiten hun mond houden om paniek te voorkomen of te verhinderen dat ze met foute informatie naar buiten komen. Dan wordt plotseling een uitbraak gedetecteerd, klinkt het alarm, kent het publiek het probleem en overspoelt een globale crisis onze planeet.
De huidige crisis wordt veroorzaakt door het coronavirus – een klasse van ziekteverwekkers waartoe een simpele verkoudheid behoort. Dit specifieke virus, 2019-nCoV, lijkt zich vrij snel van persoon tot persoon te verspreiden en heeft nu al ernstige gevolgen voor de volksgezondheid. Hoewel veel bevestigde gevallen naar verluidt van milde aard zijn, kan dit nieuwe coronavirus ook de dood en ernstige ziekten tot gevolg hebben, vooral voor ouderen en mensen met een verzwakt immuunsysteem. Bovendien veroorzaakt het verstoringen in reizen, handel, economische activiteit en productiviteit.

Naast de vele zorgen over deze specifieke uitbraak, is er bezorgdheid over de manier waarop de wereld reageert op dergelijke gebeurtenissen. We stellen hetzelfde patroon vast als tijdens de uitbraak van SARS in 2002, H1N1 in 2009, MERS in 2012 en Ebola in 2014. Elke keer trok de uitbraak de aandacht van het publiek en de politici. En elke keer, toen de angst afnam, werd hetzelfde probleem duidelijk: we slagen er niet in om uit onze fouten te leren.
Bekende onbekenden
Op de laatste dag van 2019 werden 27 Chinese gevallen van longontsteking met onbekende oorzaak gemeld bij de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De meesten onder hen zouden niet lang daarvoor de levende dierenmarkt in de stad Wuhan hebben bezocht, wat tot een snelle sluiting ervan leidde. De al dan niet besmette dieren op de markt werden echter niet getest op het virus alvorens ze vernietigd werden en het gebied ontruimd werd.
Toen het virus een week later werd geïdentificeerd, was het aantal gevallen gestegen tot 41 personen; de eerste dode viel twee dagen later. Op het einde van die maand waren bijna 10.000 mensen besmet en waren er meer dan 200 overleden. Hoewel de overgrote meerderheid van de patiënten zich in China bevindt, zijn er ook gevallen bevestigd in meer dan twintig andere landen. Op 30 januari riep de WHO het coronavirus uit tot een wereldwijde noodsituatie.
Elk jaar opnieuw stellen onderzoekers de opkomst vast van verschillende nieuwe ‘zoönotische ziekten’ – die stuk voor stuk de volgende pandemie kunnen worden.
Hoewel we vandaag moderne tools ter beschikking hebben om een nieuwe ziekteverwekker te identificeren en zijn genetische sequentie binnen enkele dagen te decoderen, zijn er nog veel onbeantwoorde vragen over de aard van dit nieuwe virus. Waar kwam het vandaan? Hoe verspreidt het zich? Wat is de incubatietijd? Hoe dodelijk is het? Bovendien hebben we nog geen vaccin dat verdere verspreiding voorkomt.
Deze uitbraak is een wake-upcall omdat het ons herinnert aan onze kwetsbaarheid voor onverwachte infectieziekten. Dat gaat van voorheen volledig onbekende organismen, zoals HIV, tot nieuwe versies van bekende ziekteverwekkers – zoals dit coronavirus. In de moderne wereld reizen microben – zowel de goed- als de kwaadaardige – in snel tempo met ons mee, over de landsgrenzen heen. Dat alles maakt ons steeds kwetsbaarder.
Van dier op mens
Dit nieuwe coronavirus is een klassiek voorbeeld van hoe nieuwe microbiële bedreigingen ontstaan en zich verspreiden. De overgrote meerderheid van de nieuwe besmettelijke ziekten die zich de afgelopen decennia hebben voorgedaan, zijn afkomstig van dieren die de microben herbergen. Insecten zoals muggen, teken en vlooien dragen ze vervolgens over naar de mens. Elk jaar opnieuw stellen onderzoekers de opkomst vast van verschillende nieuwe ‘zoönotische ziekten’ – die stuk voor stuk de volgende pandemie kunnen worden.
Hoewel deze uitbraken in zekere zin voorspelbaar zijn, presenteert elke uitbraak een unieke puzzel. Het eerste serieuze coronavirus was SARS in 2002, dat, net als het huidige virus, ook in China is ontstaan en dat zich verspreid zou hebben via civetkatten, die waarschijnlijk door vleermuizen waren besmet. In totaal werden meer dan 8.000 mensen verspreid over 29 landen besmet met het SARS-virus. Tien jaar later brak het MERS-virus uit, in Saoedi-Arabië. Ditmaal verspreidde het virus zich via kamelen (ook met behulp van vleermuizen) en overtrof het het dodental van SARS.
Veel landen die potentieel kwetsbaar zijn, hebben geen adequate volksgezondheidssystemen. Zelfs zij die geavanceerder zijn, zijn niet goed genoeg in vroege detectie en snelle reactiemogelijkheden.
Sinds MERS hebben volksgezondheidsexperts zich meermaals afgevraagd waar en wanneer het volgende coronavirus zou ontstaan. Nu is het zover: 2019-nCoV.
Wat we echter nog niet weten is hoe besmettelijk 2019-nCoV juist is. Het virus kan overgebracht worden van mens tot mens. Maar of dat via de lucht gaat, via speeksel of andere lichaamsvochten is ook nog niet duidelijk. Die onwetendheid zaait paniek en maakt mensen nerveus. De uitbraak eist dan ook zijn tol; op het leven en de gezondheid van mensen, maar ook op reizen, handel en economieën.
Tekenen van vooruitgang
We boeken ongetwijfeld vooruitgang. China trad dit keer sneller en beter op dan tegen SARS. Zo waren Chinese functionarissen al in een vroeg stadium transparant in het delen van informatie over 2019-CoV. Er is ook vooruitgang te zien in de manier waarop Chinese wetenschappers openlijk de genetische volgorde van deze nieuwe soort deelden. Dat maakte de ondersteuning van inspanningen om snel diagnostiek en medische tegenmaatregelen te ontwikkelen, mogelijk. Als gevolg hiervan zijn er al verschillende snelle diagnoses beschikbaar om te helpen met testen en screenen.
Maar op dit moment zijn er geen medicijnen of vaccins om 2019-CoV-infecties te behandelen. Onderzoeksinspanningen worden opgestart om experimentele therapieën te ontwikkelen en te testen, op basis van onze kennis van SARS en MERS. Inspanningen voor vaccinontwikkeling zijn ook aan de gang.
Daarnaast hebben de Chinezen extreme maatregelen genomen om de uitbraak te beheersen, waaronder reisverboden, beperkingen op grote openbare bijeenkomsten, school- en werkafsluitingen. Hele steden zijn al in quarantaine. Maar de gevolgen van potentiële paniek en sociale onrust wanneer een stad wordt afgesloten, moeten worden geëvalueerd in relatie tot de poging om de verspreiding te beteugelen.
Nu we midden in een nieuwe crisis zitten, is dit het uitgelezen moment om te heroverwegen hoe op deze uitbraken te reageren.
China staat niet alleen in zijn agressieve maatregelen. Screenings van reizigers en regelrechte reisverboden zijn ook al in andere landen ingevoerd. De Verenigde Staten heeft aangekondigd dat het de toegang zal verbieden aan personen die onlangs in China zijn geweest als ze geen Amerikaanse staatsburgers zijn of er geen directe familie hebben. Dergelijke drastische maatregelen moeten met voorzichtigheid worden genomen.
Naarmate de ziekte zich verspreidt, nemen landen over de hele wereld maatregelen. Maar er is nog veel ruimte voor verbetering. Ten eerste hebben veel landen die potentieel kwetsbaar zijn geen adequate volksgezondheidssystemen. Zelfs zij die geavanceerder zijn, zijn niet goed genoeg in vroege detectie en snelle reactiemogelijkheden.
Een van de redenen waarom een wereldwijde noodsituatie is uitgeroepen, is om het bewustzijn te vergroten en minder voorbereide landen helpen om te gaan met deze groeiende uitbraak. Als dit nieuwe coronavirus zich zou verspreiden naar een land zonder de nodige infrastructuur voor detectie en opvolging, zou dit niet alleen die natie in gevaar brengen, maar ons allemaal. Dat is vooral slecht nieuws als je bedenkt dat volgens de meest recente analyse van de Global Health Security Index blijkt dat geen enkel land – waar dan ook – volledig is voorbereid op een pandemie.
De belofte van paraatheid
Na de eerdere SARS-uitbraak heeft de WHO een systeem van internationale gezondheidsvoorschriften bijgewerkt om een minimumpakket aan mogelijkheden voor landen over de hele wereld te waarborgen voor snelle detectie, respons en paraatheid voor bedreigingen van infectieziekten. Veel landen zijn verplichtingen aangegaan, waaronder het aanstellen van een nationale verantwoordelijke voor de coördinatie van deze inspanningen. Maar toen de ebola-uitbraak plaatsvond, waren de meeste landen echter nog steeds hopeloos onvoorbereid.
Nu we midden in een nieuwe crisis zitten, is dit het uitgelezen moment om te heroverwegen hoe op deze uitbraken te reageren. Eerst en vooral zijn er continue inspanningen nodig om uitbraken als deze te voorkomen. Bij het uitbreken van een besmettelijke ziekte is snelheid van essentieel belang. Elke vertraging bij het detecteren van een nieuwe dreiging vertaalt zich in grotere verspreiding, in meer zieken, en in meer verloren levens.
We beseffen bij lange na niet hoeveel samenwerking er nodig is om de wereldwijde verspreiding van een nieuw virus te voorkomen.
Leiderschap, samenwerking en verantwoordelijkheid – lokaal én wereldwijd – zijn daarbij essentieel. Transparantie begint met het melden van ongebruikelijke ziekten of ziekteclusters, meestal eerst door gezondheidswerkers of vrijwilligers. Zodra een ongebruikelijke cluster van ziekten of een vermoedelijke uitbraak is ontdekt, moet de oorzaak van de ziekte snel worden bepaald om snel en effectief te reageren. Elk land deelt de verantwoordelijkheid om informatie breder te delen.
In landen met onvoldoende middelen moet de nadruk liggen op risicocommunicatie, vroege detectie, toegang tot gezondheidszorg en isolatie-infrastructuur. Tegelijkertijd moeten vooruitgang in wetenschap en technologie ons in staat stellen nieuwe en krachtigere hulpmiddelen voor deze inspanningen te bieden.
Uitbraken waarbij mensen geen ziektesymptomen vertonen maar toch in staat zijn om de ziekte te verspreiden, zijn het moeilijkst te beheersen. Dat maakt het nog belangrijker om vroege gevallen te detecteren wanneer ze zich voor het eerst melden bij gezondheidscentra. Bovendien bieden innovaties op het gebied van zelfrapportage, sociale media, machine learning en artificiële intelligentie kansen om sneller uitbraken op te sporen.
Een einde maken aan pandemieën ligt in onze handen. We beseffen bij lange na niet hoeveel samenwerking er nodig is om de wereldwijde verspreiding van een nieuw virus te voorkomen. Maar we hebben wel ongelooflijke vooruitgang geboekt bij de identificatie van nieuwe ziekten en bij sneller hotspots te identificeren. Tenzij we beter samenwerken en informatie delen over waarom ze zich voordoen, zullen dergelijk uitbraken ons blijven teisteren. We zullen telkens weer blijven reageren op crisissen, en we zullen ons blijven afvragen waarom dit ons verrast.
Margaret Hamburg is voorzitter van de American Association for the Advancement of Science (AAAS). Ze diende als de 21e commissaris van de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) van 2009 tot 2015.
Mark Smolinski is president van EndingPandemics.org en voormalig Epidemic Intelligence Officer voor de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC).