De Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2000 waren in vele opzichten historisch. Nooit eerder werd een presidentsverkiezing door het Amerikaanse Hooggerechtshof beslist, nooit eerder in een verkiezing zouden een paar honderd stemmen in één staat (537 stemmen op een landelijk totaal van 105 miljoen) beslissen over het presidentschap en nooit eerder werd een kandidaat president nadat hij de popular vote met meer dan een half miljoen stemmen had verloren.
Wat op 7 november van dat nog prille millenniumjaar gebeurde valt met geen pen te beschrijven. De gebeurtenissen van die dag en de vijf daaropvolgende weken zouden nog jarenlang door historici, advocaten, politieke wetenschappers, biografen en andere mediaspecialisten worden bestudeerd.
Dat de verkiezingsstrijd nipt zou worden beslist bleek uit zowat alle peilingen. Maar toch regende het die avond nog verrassingen. Zo slaagde George W. Bush er vroeg op de avond al in Tennessee te winnen, de thuisstaat van zijn tegenstander Al Gore. Een ware vernedering voor de zittende vice-president (een Gore-overwinning in Tennessee zou de ganse Floridasoap trouwens tot een fait divers hebben herleid). Om 19 uur 49 dan kende het Amerikaanse televisienetwerk NBC de staat Florida toe aan Gore, een uitslag die binnen de drie minuten werd bevestigd door de concurrenten CBS en ABC. Al Gore en zijn running-mate Joe Lieberman bevonden zich samen met hun families op de tiende verdieping van het Loews Hotel in Nashville, terwijl het campagneteam drie verdiepingen lager de uitslagen vergeleek en bestudeerde.
Rond acht uur bevestigden de drie netwerken de winst voor Gore in Michigan, een uur later gevolgd door winst in Minnesota. Gore had nu nog slechts één staat nodig om het Witte Huis te veroveren. Om 9 uur 44 was het zover, toen zowel ABC als NBC de staat New Mexico aan Gore toekenden. De zevende verdieping van het Loews transformeerde in een pandemonium, waar Gore’s woordvoerder Chris Lehane later naar zou refereren als naar ‘ons zeven minuten durende presidentschap’.
Want kort voor tienen – tijdens de luttele momenten van Gore’s presidentschap – kwamen in het Loews plots telefoontjes binnen als zou Bush in Florida een achterstand hebben omgebogen in een voorsprong van 54 stemmen. Eén na één haalden de drie grote televisienetwerken Florida weg uit de lijst van staten die Gore had gewonnen om ze opnieuw in het rijtje ‘onbeslist’ te plaatsen. Werd de verwarring met de minuut groter, dan werd één zaak zeer duidelijk: de 25 kiesmannen die Florida telt, zouden sowieso over het presidentschap beslissen. Het nieuws voor het Gore-kamp werd met de minuut slechter, en nadat om 2 uur ‘s ochtends de drie grote Amerikaanse televisienetwerken Florida aan het Republikeinse kamp hadden toegewezen – en in het verlengde daarvan ook het Witte Huis -, belde Al Gore zijn tegenstander George W. Bush op om hem te feliciteren met zijn overwinning.

‘Too close to call’
In Austin, Texas, de thuishaven van de Bushclan, barstte het feest los. Maar kort daarna gebeurde iets bizars. Op weg naar het War Memorial Plaza in Nashville, waar Al Gore tegenover zijn aanhang zijn verlies zou toegeven, kreeg de Democratische kandidaat en zittend vice-president te horen dat de uitslag in Florida opnieuw ‘too close to call’ was, een term die wordt gebruikt wanneer het verschil tussen beide kandidaten minder dan 0,5% van de stemmen bedraagt.
Gore belde Bush opnieuw en trok zijn eerdere toegeving in, iets wat hem door de Republikein niet in dank werd afgenomen en waarna zich volgens insiders een vinnig gesprek ontspon, waarin Gore Bush toesnauwde dat hij niet zo arrogant moest doen. Toen Bush daarop zei dat zijn broer Jeb Bush, de gouverneur van Florida, hem had verzekerd dat Florida door de Republikeinse GOP was gewonnen, antwoordde Gore hem: ‘Jouw jongere broer is niet de ultieme autoriteit op dit vlak’.
Uren later ontwaakte een verbouwereerd Amerika in een land zonder verkiezingsuitslag. De meeste mensen waren gaan slapen met de gedachte dat Gore hun nieuwe president was, maar kregen nu te horen dat er geen winnaar was. De verwarring was enorm. Al snel vlogen grote drommen Republikeinse en Democratische advocaten richting Tallahassee, de hoofdstad van Florida, een plek waar de meesten onder hen nog nooit van hadden gehoord, om de verkiezingsoverwinning, die beide kandidaten nu claimden, veilig te stellen.
Schuld van de stembiljetten
Aan de basis van het geschil lagen de stembiljetten waarop met een pen manueel een lichtjes voorgeperforeerd gaatje moest worden doorgedrukt naast de naam van de kandidaat van zijn voorkeur, de zogenaamde ‘butterfly ballot’ of het ‘vlinderstembiljet’. Al in 1988 had het NIST (National Institute of Standards and Technology) er op aangedrongen om deze stembiljetten te elimineren. Eerder dat jaar hadden zich ongeregeldheden voorgedaan bij een senaatsverkiezing in Miami- Dade County. Votomatic, het bedrijf dat de machines produceert waarop de vlinderstembiljetten moeten worden bewerkt, verweet de lokale voorzitters van de respectieve kiesdistricten dat ze de kiezers onvoldoende hadden geïnformeerd. Die voorzitters op hun beurt legden de schuld bij de kiezers, die zich onvoldoende hadden geïnformeerd. Het publiek tenslotte leek niet op de hoogte te zijn dat speciale kennis nodig was om de vlinderbiljetten te gebruiken. Twaalf jaar gingen voorbij maar, zoals dat vaak gebeurt wanneer politici beslissingen moeten nemen, er gebeurde niets.
Vroeg in de maand juni van het jaar 2000 begon ene Therese LePore, de toezichthoudster voor verkiezingen in het kiesdistrict Palm Beach County, met de voorbereidingen voor de presidentsverkiezingen, die in de VS traditioneel om de vier jaar op de dinsdag volgend op de eerste maandag van november plaatsvinden. Ze was verantwoordelijk voor het bemannen van de 531 kieskantoren, het opleiden van 4.000 man personeel dat die kiesbureaus zou bemannen en… hoewel ze daarvoor nooit enige opleiding had gehad, voor het uitkiezen van de stembiljetten.
LePore koos voor een stembiljet dat uit twee delen bestond en wel om de eenvoudige reden dat ze vreesde dat de 10 namen die op het biljet moesten staan er een paar te veel waren voor een enkelvoudig stembiljet. De meeste inwoners van Palm Beach County zijn senioren en een enkelvoudig stembiljet met tien namen zou onvermijdelijk voor leesproblemen zorgen bij de oudere kiezers, dacht ze. Daarom koos ze voor de ‘butterfly ballot’, een stembiljet dat uit twee pagina’s bestond, met middenin een strook waarin naast de naam van de kandidaat een gaatje kon worden gemaakt met een speciaal daarvoor gemaakte stylus. Een beslissing die nooit eerder geziene gevolgen zou krijgen.

In alle eerlijkheid moet gezegd dat deze stembiljetten op voorhand aan kandidaten, politici en het publiek werden getoond. Niemand maakte opmerkingen. Wat bij die presentatie niet duidelijk te zien was, waren de licht voorgeperforeerde gaatjes tussen beide pagina’s, die daarna voor de grootste verwarring zouden zorgen. Links bovenaan stond de naam ‘George W. Bush’, die van ‘Albert Gore’ stond er onder. Op de rechterkant stond de naam van de evangelische conservatief ‘Pat Buchanan’, maar dan wel net tussen de namen van ‘Bush’ en ‘Gore’ in. Dat betekende dat al wie voor Gore stemmen wilde, het derde gaatje moest indrukken, hoewel diens naam op het linkerblad op de tweede plaats stond. Op het kiesbiljet gedrukte pijlen moesten de kiezers helpen de juiste gaatjes in te drukken, maar die pijlen leidden uiteindelijk tot nog meer verwarring. Waren de stembiljetten op een normale wijze op voorhand getest geweest, dan zou men onmiddellijk de onbruikbaarheid ervan gezien hebben, maar dat gebeurde dus niet.
‘ I voted for a f*cking nazi’

Om 9 uur ‘s ochtends op de dag van de stemming, begon de telefoon in LePore’s kantoor te rinkelen. Aan de andere kant van de lijn hoorde ze woedende kiezers, sommigen onder hen in tranen. Duizenden joodse kiezers – Miami heeft de op New York na grootste joodse gemeenschap van de VS – begonnen te vermoeden dat ze verkeerdelijk voor Buchanan hadden gestemd, de kandidaat van de Reform Party, die velen onder hen van antisemitisme verdachten (Buchanan stak zijn bewondering voor het Duitsland van Hitler nooit weg).
Randi Rhodes, een lokale radiopresentatrice bij de zender WJNO-AM en een uitgesproken democrate met een grote aanhang onder de lokale joodse gemeenschap, zei openlijk op de radio dat ‘ze bang was dat ze voor Pat Buchanan had gestemd.’ ‘I nearly said: I voted for a f*cking nazi’, zou ze later zeggen.
Buchanan haalde die dag zo veel stemmen in de joodse gemeenschap dat iemand cynisch opmerkte ‘dat enkel Arafat het nog beter zou hebben gedaan’. Ouderlingen – sommige onder hen Holocaustoverlevers – die een leven lang hadden gewacht om voor een joodse kandidaat te kunnen stemmen – Gore’s running-mate Joe Lieberman – begrepen dat hun stem verloren was. (Buchanan zou later toegeven dat hij dacht dat 95 à 98% van de stemmen die hij in Palm Beach County had behaald voor Gore bedoeld waren). LePore liet het niet aan haar hart komen: ze begreep dat de vlinderbiljetten tot enige verwarring hadden geleid, ‘maar ook de kiezers hebben hun verantwoordelijkheid,’ zou ze later verklaren.
De rest is geschiedenis: zesendertig dagen lang keek Amerika toe hoe beide kandidaten rechtszaak na rechtszaak begonnen, hertellingen aanvroegen of net weigerden, giftige speeches debiteerden, lobbyden, de mening van rechtsgeleerden, rechters en opiniemakers inriepen en harde woorden en bedreigingen aan elkaars adres uitten in een vaak intriest politiek schouwspel, dat eindigde met een zeldzame beslissing van het Hooggerechtshof.
De 5 Republikeinen en 4 Democraten die in de Supreme Court zetelden spraken zich in Bush vs. Gore uit in het voordeel van George W. Bush. Niet op basis van de al dan niet behaalde stemmen, wel door het hertellen van de stemmen door de staat Florida onwettelijk te verklaren – terwijl de wet deze bevoegdheid wel degelijk aan de staat laat – met het oog op “de nationale orde”. Toen Gore uiteindelijk Bush een tweede keer belde om zijn nederlaag toe te geven was het land er dan ook allerminst van overtuigd dat Bush de ‘echte’ winnaar van de stembusslag in Florida was.

Houterige Washington-insider
Doch de les van deze verkiezingen was misschien dat beide campagnes gewoon 36 dagen langer duurden dan voorzien en dat de Republikeinen een betere campagne voerden dan de Democraten, schrijft auteur Jeffrey Toobin daarover in zijn boek ‘Too Close to Call’.
Hij legt de oorzaak daarvoor bij de persoon van Al Gore zelf, een wat afstandelijke en houterige Washington-insider, die alle kenmerken van het establishment in zich droeg en een uitzonderlijk belang hechtte aan wat opiniemakers en elitecolumnisten van hem dachten. Hun goedkeuring was voor hem net zo belangrijk als de overwinning en het is ook op die manier dat hij de ‘hertelling’ managde. Maar zijn drang naar goedkeuring werd nooit beantwoord. Het ontbrak de vice-president ook aan echte supporters, niet enkel onder journalisten en politici, maar ook onder gewone burgers. Degenen die voor hem hadden gestemd bleken niet bereid alles in te zetten om te winnen. Als er in de straten van Florida één kandidaat met echte supporters was, dan was dat zeker niet Al Gore.
In zowat elk aspect was George W. Bush Gore’s antipode. Hij liet het management van de zenuwslopende hertellingscarrousel over aan James A. Baker III, de ex- minister van Buitenlandse Zaken en ondertussen éminence grise, die zijn strepen had verdiend onder president George Herbert Bush, de vader van de toenmalige kandidaat. De opinies van de elite legde Bush naast zich neer omdat ze hem geen barst konden schelen, iets wat tijdens zijn achtjarig presidentschap meer dan eens zou blijken. Bushs kracht schuilde ook in de mensen die hij rond zich had verzameld en die bereid waren voor hem door het vuur te gaan om het Witte Huis te heroveren, een wens die zeker niet enkel de verdienste van Bush jr. alleen was. Tijdens de acht jaar dat Bill Clinton het Witte Huis bewoonde waren vele Republikeinen hem gaan haten. Ze vonden hem moreel verwerpelijk en politiek onverdedigbaar. Pogingen om het Amerikaanse publiek van hun gelijk te overtuigen hadden gefaald, net als de talloze rechtszaken die ze tegen Clinton hadden aangespannen. Voor vele Republikeinen was de rechtsstrijd in Florida, niets meer en niets minder dan een verlengstuk van hun vruchteloze jacht op Al Gore’s baas.
Maar er was ook een grote dosis geluk mee gemoeid. Dat de dominostenen zo zouden vallen dat in één enkele staat over het presidentschap zou worden beslist, bijvoorbeeld. In Florida dan nog wel, waar Bushs broer Jeb gouverneur was en de Republikeinen een thuismatch speelden. Er waren de 97.000 ‘groene’ stemmen die Ralph Nader in Florida won en waarvan een overgroot gedeelte ongetwijfeld bij Gore zou zijn beland had de kansloze Nader zich geen kandidaat gesteld. De minieme marge van 537 stemmen die beide kandidaten scheidden, de bizarre beslissing van het Hooggerechtshof… het waren alle onvoorziene omstandigheden.
Maar wat er ook van zij, mocht Therese LePore op die warme zomerdag van juni voor een enkelvoudig stembiljet hebben gekozen, de kans is reëel dat Al Gore langer dan zeven minuten president van de Verenigde Staten zou zijn geweest.