Op 3 februari zal het exact twee jaar geleden zijn dat in België het eerste geval van Covid werd vastgesteld. Dat gebeurde bij een van de negen Belgische geëvacueerden die met een vliegtuig arriveerden uit de Chinese stad Wuhan. Twee jaar Covid heeft niet enkel ingrijpende veranderingen teweeggebracht in de samenleving. Want hoewel de werkgelegenheid, de productie en de financiële situatie van de bedrijven in de meeste OESO-landen opnieuw het niveau van voor de pandemie hebben bereikt, ziet de economie er toch gans anders uit dan in januari 2020.
1. Overheden hebben meer schulden dan ooit tevoren
Overheden hadden geen andere keuze dan een extreem soepel fiscaal monetair beleid te gaan voeren. Onderstaande grafiek geeft de Belgische overheidsschuld weer in het derde kwartaal van 2021, gemeten per hoofd van de bevolking. Ons land heeft een overheidsschuld van 646 miljard dollar. Dat is met 114% van het bbp procentueel niet enkel een van de hoogste staatsschulden ter wereld, de schuld groeide ook sneller dan elders. Per inwoner bedraagt de staatsschuld 55.765 dollar. Dat is vier keer zo veel is als het wereldgemiddelde en 35 procent meer dan het EU-gemiddelde.
Toch is België zeker geen alleenstaand geval. Uit onderzoek blijkt dat overheden enkel in 2020 in de strijd tegen de coronapandemie een bedrag leenden dat ze normaal gezien maar in acht jaar tijd lenen.
Die schuldenberg heeft gevolgen voor de toekomst: of we binden de broeksriem aan en bouwen het soepele monetair beleid af. Of we zetten dat beleid gewoon verder. Wat betekent dat de rentevoeten nog lange tijd laag blijven en de inflatie dreigt te exploderen.
2. Er is meer geld in de wereld dan ooit tevoren
Ondanks een torenhoge inflatie blijven centrale banken nog dagelijks geld in de economie pompen. Op onderstaande grafiek worden die geldinjecties van de FEC, ECB, BoJ en BoE in kaart gebracht.
Die ononderbroken geldinjecties hebben geleid tot grote financiële reserves bij banken en toegenomen spaarreserves bij gezinnen, wat heeft geleid tot steeds lagere rentevoeten. Omdat spaarboekjes nog amper iets opbrengen, heeft veel van dat geld zijn weg gezocht naar de aandelenmarkten (grafiek links) en vastgoed (rechts). Twee activa waarvan de prijzen de voorbije twee jaar kunstmatig zijn opgedreven.
3. De vraag naar diensten is vervangen door de vraag naar goederen
Omdat we vaker van thuis uit werken en de economie steeds verder digitaliseert, is de structuur van de vraag opgeschoven van dienstverlening naar goederen. Om die goederen te produceren zijn grondstoffen nodig, wat dan weer heeft geleid tot prijsstijgingen van o.a. koper, kobalt, lithium, aluminium, maar ook van halfgeleiders en van het goederenvervoer dat nodig is om goederen tot bij klanten te brengen. Op onderstaande grafiek de prijs voor de verscheping van een 40-voet container van Shangai naar Los Angeles (rood) en Rotterdam (blauw).
De verschuiving in de structuur van de vraag naar diensten en goederen leidt daarom tot een economie met meer inflatie.
4. De werknemer, niet langer de werkgever dicteert de wetten
In verschillende landen hebben grote aantallen werknemers besloten de arbeidsmarkt te verlaten. Leek het fenomeen oorspronkelijk beperkt tot de Anglo-Saksische wereld, dan dringt het nu ook bij ons door. Dat blijkt uit onderzoek van Acerta op basis van de gegevens van 260.000 werknemers.
Dit gewijzigde werknemersgedrag (vaak “The Big Resignation” genoemd) heeft geleid tot een omslag in de onderhandelingspositie van de werknemers. Wat op zijn beurt de lonen de hoogte heeft ingejaagd en goederen en diensten duurder heeft gemaakt.
In andere landen willen werknemers bepaalde soorten jobs niet langer doen (zwaar werk, onregelmatige werktijden, enzovoort). Dat heeft geleid tot grote problemen bij de rekrutering van personeel in zowat alle sectoren.
Uit een Voka-enquête bij 1.000 Vlaamse bedrijven begin december komt krapte op de arbeidsmarkt naar voor als hun belangrijkste zorg. Verder heeft Vlaanderen na Tsjechië de hoogste vacaturegraad van Europa. Bovendien zorgen de demografische ontwikkelingen ervoor dat die krapte puur kwantitatief ons ook de komende jaren parten zal spelen (en dat nog los van het eveneens belangrijke kwalitatieve aspect van die krapte).
5. Meer focus op innovatie, digitalisering en efficiëntie
In sommige landen heeft de COVID-crisis geleid tot meer financiering voor innovatie (voor elektronica, geneesmiddelen, de overgang naar groene energie), tot een versnelling van de digitalisering van de economie (thuiswerken, e-commerce, enz.) en tot een verhoging van de efficiëntie van de bedrijven om hun winstgevendheid te herstellen.
Het is dan ook mogelijk dat de crisis zal resulteren in een snellere productiviteitswinst en een hoger groeipotentieel. Dat dankzij de geleverde inspanningen op het gebied van innovatie, digitalisering en efficiëntie.
Op onderstaande grafiek de investeringen in Nieuwe Informatie- en Communicatie Technologie (NICT) als percentage van het bruto binnenlands product.
6. De versnelling van de energietransitie
Toegenomen klimaatproblemen en de gezondheidscrisis hebben geleid tot meer aandacht voor de energietransitie.
Dit fenomeen zal waarschijnlijk de grootste invloed hebben op de economie. Met een toename van de investeringsbehoeften (productie van hernieuwbare energie, investeringen in de koolstofarme industrie, thermische renovatie van gebouwen en woningen) met ongeveer 4 procent van het bbp.
De energieprijzen zullen stijgen omdat de kosten van hernieuwbare energie hoog zijn als gevolg van de intermitterende productie ervan. Dat betekent dat elektriciteit moet worden opgeslagen wanneer deze kan worden geproduceerd, wat duur is.
Verder leidt de transitie tot de vervanging van oud kapitaal (brandstofauto’s, productie en fossiele brandstoffen) door nieuw kapitaal dat moet worden gebruikt (elektrische auto’s, hernieuwbare energie). Als gevolg daarvan moeten bedrijven hun export vergroten om de inkomsten uit het kapitaal te verhogen. Wat dan weer tot hogere inflatie leidt.
(kg)