Key takeaways
- De rijkste 10 procent in de eurozone had eind 2024 een groter aandeel in de totale netto rijkdom van huishoudens dan in 2009.
- Zweden had de hoogste Gini-index in 2023, gevolgd door Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk, terwijl België eruit sprong met de laagste score.
- In sommige Europese landen nam de ongelijkheid toe, zoals in Finland, Spanje, Italië, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, terwijl in andere landen de ongelijkheid afnam, zoals in België, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland.
De vermogensongelijkheid in Europa vertoont gemengde trends sinds de financiële crisis van 2008. Terwijl in sommige landen de ongelijkheid toenam, was er in andere landen sprake van een afname. De rijkste 10 procent in de eurozone bezat eind 2024 een groter deel van het totale nettovermogen van huishoudens dan in 2009, wat duidt op een toename van de ongelijkheid.
Het Global Wealth Report van UBS analyseerde 12 Europese landen en gebruikte de Gini-coëfficiënt om de vermogensongelijkheid te meten. Een hogere Gini-coëfficiënt betekent grotere ongelijkheid. Zweden had de hoogste Gini-index in 2023, gevolgd door Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. België viel op met de laagste score, wat duidt op een eerlijkere verdeling van rijkdom.
In België daalde de ongelijkheid
Bij het analyseren van de veranderingen tussen 2008 en 2023 bleek dat er aanzienlijke stijgingen waren in Finland en Spanje, terwijl Italië en Denemarken ook opmerkelijke stijgingen lieten zien. Het VK en Frankrijk zagen een gematigde stijging, terwijl de Gini-index van Zweden slechts licht steeg. In België, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland daalde de ongelijkheid daarentegen.
Ongelijkheid is niet noodzakelijkerwijs het algemene welvaartsniveau
Deskundigen waarschuwen ervoor om alleen te vertrouwen op UBS-cijfers voor vergelijkingen tussen landen vanwege mogelijke beperkingen van de gegevens. Ze stellen voor om de vermogensaandelen van de hoogste percentielen te onderzoeken voor een meer gedetailleerd begrip van de vermogensverdeling. Het rapport zelf erkent dat veranderingen in ongelijkheid niet noodzakelijkerwijs het algemene welzijn weerspiegelen en benadrukt het belang van het bekijken van absolute welvaartsniveaus naast verdelingspatronen.