
‘Je pense donc je suis’. De briljante filosoof en wiskundige René Descartes luidde 350 jaar geleden de start in van het humanisme dat uiteindelijk het dominante maatschappijbeeld zou worden in de westerse samenleving. Het stelt de mens centraal in het universum in plaats van God, en zou dan ook het einde van het feodale systeem betekenen. Elk individu heeft een vrije wil en kon nu zelf oordelen wat goed en slecht is. De mens hoefde geen dictaten meer te ontvangen van de Kerk maar was alleen verantwoording aan zichzelf schuldig.
Grote denkers als Adam Smith, Thomas Hobbes en John Locke zouden dit humanisme vertalen in een economisch model, het zo begeerde liberalisme dat finaal zou stoelen op vier grote en breed gedragen principes: persoonlijke vrijheid, verregaande mensenrechten, een participatieve democratie, én een open en vrije markt. Dit model stond al een tijdje onder druk, onder de hoeraberichten die we vanuit China opvingen, waar een streng centraal autocratisch model in volle snelheid het westerse maatschappijmodel aan het voorbijsteken was. Deze vier heilige waarden zijn vandaag door COVID-19 bijna allemaal naar de prullenbak der geschiedenis verwezen en dreigt de westerse levenswijze en vooral maatschappijfilosofie te veranderen.
Onze drang naar vrijheid is alvast de aanstoker van het virus geweest. Het virus leeft op de onweerstaanbare drang naar vrijheid van beweging waar een deel van de westerlingen, zelfs tijdelijk, geen afscheid van hebben kunnen nemen. Een deel van de bevolking lapte de regels aan hun laars. Het gevolg hiervan is dat de maatregelen terug verstrengd moesten worden en dat de winter van 2020 de geschiedenis dreigt in te gaan als ‘de winter van de collectieve opsluiting’.
Onze negen ministers van Gezondheid zijn slechts een voetnoot in de litanie van gebreken.
Ons recht op een menswaardig bestaan staat ook fors onder druk. Het zijn vooral onze sociale, economische én culturele rechten die fragiel zijn geworden. Het recht op arbeid, het recht op een goede verzorging én het recht op een dosis essentiële culturele beleving zitten allemaal in het vriesvak. Meer dan 25 procent van de werkende bevolking is technisch werkloos, patiënten met soms levensbedreigende ziektes kunnen niet altijd meer opgenomen worden in de overvolle ziekenhuizen, en de hele cultuur- en evenementensector zit aan het infuus.
Over het einde van de westerse democratie zijn al honderden essays en boeken verschenen en het proces is al iets langer aan de gang. COVID-19 heeft alleen onze besluiteloosheid en onze soms hallucinante manier om beleid te voeren in tijden van crisis pijnlijk blootgelegd. Onze negen ministers van Gezondheid zijn slechts een voetnoot in de litanie van gebreken. Minder evident maar toch heel frappant is het gegeven dat deze crisis een onwaarschijnlijke kans was voor ‘democratische autocraten’ zoals Trump en Bolsonaro om aan te tonen dat een sterk centraal gezag veel beter werkt, zeker in tijden van crisis. Maar die kans hebben ze door hun torenhoog ego en hun eigenaardige denkwereld laten voorbijgaan. Het heeft alleen maar tot meer chaos geleid.
Dat de markteconomie een zoveelste klap heeft gekregen is ook duidelijk geworden. Gelukkig voor heel wat westerse regeringen hebben we nog een centrale bank die geld kan drukken. Deze geldpersen hebben de laatste maanden dan ook nog nooit zo hard gedraaid en hebben een hele trein van subsidiemechanismen in gang gezet. De ‘Onzichtbare Hand’ van de econoom Adam Smith, die symbool staat voor het zelfregulerende mechanisme van de markteconomie, is nu definitief afgehakt.
De drie succesfactoren die China heeft toegelaten om het virus te verslaan, gaan diametraal in tegen al onze liberale waarden en tegen de manier waarop we in de meeste westerse landen – op een paar notoire uitzonderingen na, zoals Taiwan en Nieuw-Zeeland – hebben gereageerd.

Het sterke leiderschap onder de Communistische Partij liet toe om centraal 4,2 miljoen organisaties in te zetten om het virus te bestrijden. De integratie in één commando van 32 overheidsdiensten zorgde er verder voor dat het fameuze ‘track and trace’-systeem perfect werkte en dat huzarenstukjes zoals het bouwen van een ziekenhuis in drie dagen mogelijk werden. Last but not least werd deze aanpak breed gedragen en besefte de hele bevolking zonder enige uitzondering dat het geen enkele zin had om zich te verzetten tegen de dictaten van het centrale gezag.
Techgiganten
We zijn dan ook alsmaar dichter gekomen bij het wereldbeeld dat de Israëlische professor Yuval Harari beschrijft in zijn bestseller ‘Homo Deus’. De rol van de mens is bijna uitgespeeld omdat haar waarde voor het economisch en militair apparaat is herleid tot nul. Artificiële intelligentie en de bijhorende algoritmes zullen erin slagen om binnen afzienbare tijd ook de cognitieve capaciteiten van de mens te evenaren en te overtreffen. Jobs zoals dokters, apothekers en accountants worden relikwieën uit de hoogdagen van het liberalisme. De enige waarde voor het systeem zit in de menselijke, persoonlijke data die de algoritmes voeden, die de mens beter kennen dan hem- of haarzelf, en waarin slechts enkele ‘übermenschen’ de wereld besturen.
Dit betekent niet dat iedereen zich bij dit doembeeld neerlegt.
Een aantal westerse overheden zijn zich bewust dat er moet teruggevochten worden tegen de almacht van de techgiganten, alhoewel het soms op een ‘Don Quichote’-gevecht lijkt. De ‘GDPR’ datawetgeving van de EU en de Californische ‘Consumer Privacy Act’ zijn sterke initiatieven om het respect voor individuele vrijheid terug op te waarderen. In 2021 mogen we ook nog een ‘Data Act’ verwachten van de Europese Commissie die de Facebooks van deze wereld zal verplichten hun data prijs te geven.
Er zijn ook mooie voorbeelden van leiders die er met respect voor de westerse waarden in geslaagd zijn om het virus te verslaan. Jacinda Ardern, de herverkozen premier van Nieuw-Zeeland, is de primus inter pares, alhoewel ze natuurlijk wel de geografie van haar land meehad.
En zelfs indien dit wereldbeeld zich finaal zou realiseren, dan is er toch nog altijd de erudiete en vrijgevochten Albert Camus die de mens als individu oproept om zich te verzetten als een rebel die geluk ervaart om te kiezen voor actie en die zich niet neerlegt bij de absurde werkelijkheid waarin we verzeild zijn geraakt.