De afgelopen 20 jaar leek Irak, in de loop van drie verschrikkelijke oorlogen aan het begin van de 21ste eeuw, terug te keren naar het jaar Nul, een cijfer dat in het Tweestromenland is uitgevonden. Die oorlogen hebben de hoofdstad Bagdad geruïneerd. Maar niet gebroken. Bagdad staat niet langer voor bloed, geweld en lijken op straat. Je kan er weer gewoon als toerist naar toe, een visum krijg je zonder problemen op de luchthaven van Bagdad. Het is de moeite, zo constateerde onze correspondent Marc Helsen. Hij schreef er deze vierdelige reeks over, die je hier exclusief kan lezen. Vandaag de tweede aflevering: Het gewiste geheugen van Irak.
In de parkeergarage van het gebouw van Rasheed Theatre ligt een grote hoop oude filmrollen. Het is een stort. “Zo gaat dit land met zijn erfgoed om”, zucht mevrouw Janan, die verantwoordelijk is voor de inventarisatie van het oude Irakese filmarchief.
Het Rasheed Theatre werd in 2003 platgegooid. Een stuk van het archief brandde op, of ligt nu in de parkeergarage van het heropgebouwde gebouw. De rest van de collectie, meer dan 25.000 filmrollen, werd in 2010 door het leger overgebracht naar een gebouw in de beveiligde internationale ‘Green Zone’ van Bagdad. Daar ligt het nu te verkommeren in zakken in de gangen van een gebouw. Of in kamers, die soms bijna tot tegen het plafond zijn gevuld. Nog een ander deel ligt in gebouwen van het Iraki Media Network. In sommige kamers heerst een misselijkmakende azijngeur, typisch voor stervende filmbeelden.
Ergens tussen die rollen zit ook het privéarchief van Saddam Hussein en zijn geheime dienst. Zij filmden alles. Ook hun goorste smeerlapperij. Niemand weet voorlopig wat er op die filmrollen staat. Het is hoogst gevoelig materiaal. Soms zit het gewoon tussen oude speelfilms of documentaires. Het beste en het slechtste van Irak in één vergeten en verwaarloosd archief. Het is een puinhoop.
De Belgische producer Jürgen Buedts van het productiehuis Las Belgas heeft zich geëngageerd om fondsen te vinden om het Iraakse filmarchief te inventariseren, te restaureren en te digitaliseren. Hij heeft al verschillende machines om de films te behandelen naar Bagdad meegebracht en krijgt stilaan internationale steun voor zijn project. De Franse ambassade betaalt alvast de restauratie van Saïd Effendi, een iconische speelfilm uit 1957 met de legendarische Irakese acteur Youssyf Al Ani.“
“Soms denk ik: waaraan ben ik begonnen?”
Ik wil helpen Irak zijn geheugen terug te geven”, zegt Buedts, die van de restauratie van de eerste films een documentaire wil maken. Overheidscontracten verlopen gunstig, maar traag. “Ik loop van bureau naar bureau”, zegt Buedts. “Maar zelfs bij de directeur zie ik geen computer of laptop. Terwijl ik daar zit te vergaderen valt vijf keer het licht uit. Soms denk ik: waaraan ben ik begonnen?”
Mohammed Kassim, die Jürgen Buedts assisteert met dit Herculeswerk, beklemtoont: “Om het historische geheugen van een land te wissen, moet je documenten vernietigen, het menselijke geheugen manipuleren en monumenten opblazen. Daar zijn we in Irak heel goed in geweest. Op die manier kunnen politici de geschiedenis herschrijven.”
Tussen het troosteloze stort van weggegooide filmrollen en documenten in de kelder van het Rasheed Theatre vinden we documenten uit 1971 die nog ondertekend zijn door ‘Comical Ali’, de clown die voor tv-camera’s in de straten van de hoofdstad verklaarde dat de Amerikanen voor Bagdad in het zand hadden gebeten, terwijl de Amerikaanse tanks achter zijn rug door de straten van Bagdad reden. In 1971 was hij nog directeur van de Stichting Theater en Cinema. Een talent dat hij ook in 2003 nog niet verloren was.
Hoe erg de teloorgang van de filmindustrie in Irak is, meet je nog het best af aan het aantal cinema’s in Bagdad. “Begin 2000 waren hier nog 45 cinema’s’, vertelt Mehdi Abbas, Irak’s belangrijkste filmhistoricus. “Nu geen enkele meer.” Of je moest de schitterende filmzaal van Cinéma Granada, aan de rand van een van de bazaars van de oude binnenstad als laatste der Mohikanen tellen. Terwijl in de bazaar militaire kledij, wapens en Amerikaanse legerlaarzen van Operatie Desert Storm worden verkocht, is Granada nu een verdoken sekscinema geworden.
“Granada is één van de oudste cinema’s van Bagdad”, zucht Mr. Abbas. “Hij opende in 1962 met ‘The Guns of Navarone’.” Hij vraagt ons meteen daarna hoe je een visum voor België kan krijgen, zodat hij en zijn vrouw hun dochter kunnen bezoeken, die nu al acht jaar in Leiden (NL) in een asielprocedure verwikkeld zit. “Mijn vrouw huilt elke dag, ze vreest dat ze zal sterven zonder haar dochter nog ooit te zien.”
The Station
Als ik de deur van de vzw The Station open trek, word ik verwelkomd door Zahra’a Adil, een jonge vrouw met een haast permanente glimlach. Ze is 26 en het gezicht van een generatie die het anders aanpakt. “The Station is sinds 2018 een hub voor starts ups, jonge ondernemers en studenten”, legt ze uit. “Hier zijn werktafels en gratis internet voor iedereen, er is een koffiebar.” Het is een modern gebouw en de airco zoemt er. “Betaald door lokale investeerder en ook met buitenlands geld”, zegt Zahra’a, die technisch ingenieur is. “We willen onder andere studenten helpen groeien, want meestal hebben ze er geen idee van hoe ze met hun kennis iets kunnen doen bij bedrijven. Er is geen link tussen de universiteit en het bedrijfsleven. Er zijn hier voor afgestudeerden wel veel banen te begeven, maar het is tegelijk moeilijk om een job te vinden. ‘Zoek het zelf uit’, is het motto van Irak.”
The Station heeft ook een kunstacademie in huis, een opnamestudio, een 3d-printer, vergaderzalen en winkel die lokale gemeenschappen steunt door de verkoop van handgemaakte producten.
Zahra’a spreekt goed Engels: “Dat heb ik mezelf geleerd via boeken en films en ook via reizen en door mijn moeder, die Engelse les gaf.” Ze wil later naar Europa: “The Station gaf mij zelfvertrouwen. Ik weet dat ik met hard werken, time management en focus mijn doel kan bereiken. Ik vind dat de toekomst van jezelf afhangt. Vroeger had ik veel donkere dagen, nu besef ik dat alles waar je voor jezelf in investeert zich afbetaalt. Vier jaar geleden dacht ik dat je veel geld moest hebben om een zaak te beginnen, maar ik leerde hier dat je kunt starten van scratch. Duizend dollar is genoeg om te groeien.”
Zahra’a’s verhaal leert dat er een ander Irak aan het groeien is, onafhankelijk van de listen en lagen die de corrupte overheid voor ondernemers spant. Maar ook hier is er een donkere kant aan het verhaal. Een paar weken geleden kreeg de jonge Britse directeur van The Station, een verontrustend telefoontje van de Britse ambassade: die ontdekte dat er een ernstige bedreiging tegen hem werd geuit. Hij krijgt nu beveiliging. De ambassade adviseert hem om het land te verlaten. Voorlopig weigert hij dat.
Nostalgie en pistolen
Ik neem een taxi naar het oude hart van Bagdad, de buurt van Mutanabbi Road. Taxichauffeurs in Irak zijn eerlijk. Een taxirit in het centrum kost 5.000 dinar. Als ze al eens 1.000 dinar meer durven vragen, kan je er donder op zeggen dat je bestemming aan de andere kant van de stad is en je drie kwartier in een van hun vaak gammele taxi’s zit. In de taxi heerst nog altijd dezelfde spraakverwarring van het hier in de buurt liggende Babylon. Arabisch en Engels hebben niks gemeen. Maar de taximannen willen per se met de vreemdeling praten, zoveel zien ze er de laatste 20 jaar niet meer. Het enige wat direct verbindt is voetbal: “Hazard! Real Madrid! Very good.”
Aan de vele rotondes in de stad krioelt het verkeer door elkaar als mieren in hun nest. Maar verkeersagressie is er niet en iedereen slingert zich er met Gods hulp door. Aanrijdingen zijn er bijna niet. De taxichauffeurs hier rijden tot op de centimeter nauwkeurig. Vaak spring ik in Bagdad ook op een busje. Die rijden de hoofdassen van de stad op en af en kosten bijna niks.
In Mutanabbi Road is er een koffiehuis dat geheel is gewijd aan de grote Egyptische zangeres Umm Kulthum, zeg maar de Edith Piaf of de Maria Callas van het Midden-Oosten. In het koffiehuis, dat vol zit, roken mannen hun pijp en spelen er kaart. De hele dag door wordt er muziek van Umm Kulthum gespeeld, de muren hangen vol met haar foto’s.
Irakezen houden ervan zich in het verleden terug te trekken. Dat zie je ook in het meer dan 120 jaar oude vruchtensapzaakje Haaj Zbala aan Mutanabbi Road, waar Mr. Gia koele pinten vruchtensap serveert. Ook hier hangen aan de muren honderden zwart-wit foto’s van half vergeten Irakese helden, van koning Faisal tot Iraakse worstelaars, politici en militairen.
In de eethuizen en winkeltjes van de stad zie je regelmatig mannen die een pistool achter hun broeksriem steken, zoals in een gangsterfilm. Soms zijn het leden van de geheime dienst, soms ook Jan Modaal. In het toilet van een restaurant zien we een man zijn pistool afspoelen aan de wastafel. Elders zit er eentje met een revolver op zijn schoot in zijn winkeltje in de buurt van het Centraal Station, nog een erfenis van de Britten. Een jonge kerel haalt op straat bij wijze van spel vijfmaal maal de trekker over van zijn ongeladen pistool. Hij grijnst breed als ik dat zie.
Ons land heeft trouwens een uitstekende reputatie in Irak. Na de roemloze ondergang in de landencompetitie tegen Frankrijk durven wij hier niet meer met ons voetbal uitpakken, maar eens de plaatselijken de naam van ons kleine koninkrijk horen vallen is de opwinding groot.
“Belgíka! Browning! Uitstekende kwaliteit! Zelfs de Amerikanen kopen ze!”
Toch iéts om trots op te zijn.
Dit is de twee aflevering in een reeks van vier. Morgen deel 3: Herinneringen aan de gouden jaren
Eerste aflevering gemist? Lees ze hier.
(kg)