Volgens het regeerakkoord moet elke Belg een aanvullend pensioen kunnen opbouwen met een bijdrage van minstens 3 procent van het brutoloon. Maar uit een analyse van de vzw Sigidis blijkt dat de regering nog heel wat werk voor de boeg heeft om die doelstelling te bereiken. Zo had één op drie Belgische werknemers in 2019 geen toegang tot de tweede pensioenpijler.
Meer dan één op de drie Belgen bouwt geen pensioen op via de werkgever
Waarom is dit belangrijk?
In ons land is het mogelijk om via verschillende pensioenpijlers te sparen voor je oude dag. Iedereen die werkt in ons land heeft later recht op een wettelijk pensioen. Voorts is het ook mogelijk om op eigen houtje een pensioenspaarpotje aan te leggen via de zogeheten derde pijler. Dat bevat onder meer het fiscaalvoordelige pensioensparen. Je kan ook via je werkgever sparen voor later via de tweede pensioenpijler. In dat geval wordt een deel van je brutoloon belegd in een groepsverzekering.Het wettelijke pensioenstelsel komt door de vergrijzing almaar meer onder druk te staan. De federale regering heeft zich daarom sterk gemaakt dat het de mensen wil helpen om te sparen voor hun oude dag. In het regeerakkoord staat te lezen dat de tweede pensioenpijler daarbij een belangrijke rol zal spelen. Zo pleit de regering voor een veralgemening van de tweede pensioenpijler. Het is onder meer de bedoeling dat elke Belg een aanvullend pensioen kan opbouwen met een bijdrage van minstens 3 procent van het brutoloon.
Lange weg af te leggen
Uit een onderzoek van Sigidis in opdracht van Karine Lalieux, minister van Pensioenen, blijkt dat de regering nog een lange weg heeft af te leggen. In 2019 bouwden bijna 2,4 miljoen Belgische werknemers (64 procent) een aanvullend pensioen op voor later. In totaal werd er in 2019 bijna 4 miljard euro bijgedragen aan het aanvullend pensioen voor werknemers. Dat lijkt veel, maar dat betekent ook dat er nog ruim 1,3 miljoen werknemers nog geen toegang hebben tot de tweede pijler.
Voorts toont de analyse van Sigidis aan dat er enorme verschillen zijn tussen de bedragen die opzijgezet worden. Een werknemer die in 2019 wel actief aanvullend pensioen opbouwde, kon rekenen op een gemiddelde bijdrage van 1.699 euro. Toch moest de helft van de aangeslotenen het stellen met een bijdrage van minder dan 552 euro, voor de andere helft werd er meer bijgedragen. De gemiddelde bijdrage van de 20 procent aangeslotenen met de hoogste jaarlijkse bijdragen lag zelfs 100 keer hoger dan de gemiddelde bijdrage van de 20 procent aangeslotenen met de laagste jaarlijkse bijdragen.
Helft werknemers draagt minder dan 2 procent bij
Gemiddeld ging er 2019 3,5 procent van het brutoloon naar de tweede pensioenpijler. Maar het gemiddelde cijfer geeft een vertekend beeld. Voor de helft van de actief aangesloten werknemers was het bijdragepercentage in dat jaar lager dan 2 procent.
Het valt daarbij op dat het loon een impact heeft op hoeveel we bijdragen aan een groepsverzekering. Hoe hoger het loon, hoe groter de kans dat je toegang krijgt tot een groepsverzekering en dus het vooropgestelde bijdragepercentage van 3 procent bereikt. Bij de laagste lonen bouwde één op drie werknemers een aanvullend pensioen op, terwijl de participatiegraad bij de hoogste lonen opliep tot 87 procent.
Het eindresultaat is dat 76 procent van alle werknemers, zo’n 2,8 miljoen mensen in totaal, het vooropgestelde bijdragepercentage van 3 procent niet haalt, ofwel omdat ze helemaal geen tweede pijler hadden (36 procent), ofwel omdat ze niet voldoende gedekt waren (40 procent).
Jaarlijkse bijdrage verdubbelen
Volgens Sigidis moet bij 82 procent van de werknemers de jaarlijkse bijdrage verdubbeld worden om de minimumdrempel van 3 procent te halen. Bij 66 procent van de werknemers die al toegang hebben tot de tweede pensioenpijler moet de bijdrage verdubbeld worden om tot de beoogde dekking te komen. De vzw berekende dat er nog 1,56 miljard euro extra nodig is bovenop de totale jaarlijkse bijdrage van bijna 4 miljard euro om alle werknemers naar het beoogde niveau te tillen.
In een recent interview met Newsweek zei Marjan Maes, pensioenexpert aan de KU Leuven, dat een versterking van de tweede pensioenpijler hoe dan ook welkom is. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland zijn volgens haar twee mooie voorbeelden van landen waar die pijlers goed zijn uitgewerkt. Bij onze noorderburen is de tweede pensioenpijler bijvoorbeeld goed voor 190 procent van het bbp.
Lees ook:
- Jongeren verwachten niet veel van hun pensioen
- ‘De duurzaamste pensioenhervorming is een dynamisch activeringsbeleid’
(tb)