Wijnexpert Frank Van der Auwera laat z’n, eigengereide, licht schijnen over de wijnactualiteit
Spelen we even ‘De Slimste Mens’? Wie is Krasnostop Zolotovsky? Een Russische kosmonaut, rechterhand van Lenin of eerder een melancholische componist? En kent u Étraire de la Dhuy? Is hij volgens u een markies die tijdens de Franse Revolutie werd onthoofd, een symbolistische auteur of beroemd occultist? Ik verlos u uit uw lijden: het zijn allebei lokale blauwe druivensoorten, respectievelijk uit Rusland en Frankrijk, die wij hier voorlopig zelden in het glas ontmoeten. Maar inheemse druiven ‘van eigen bodem’ krijgen eindelijk volop nieuwe kansen tegenover hun globetrottende concurrenten. Wat zijn daarbij de triggers?
Alhoewel er wereldwijd ruim 10.000 druivensoorten groeien en in theorie zo’n 40 procent daarvan voor de wijnproductie geschikt is, is er zeker wat de kwaliteitswijnen betreft sprake van een uiterst kleine elite en een decennialang krimpscenario. Commercieel tellen immers maar 20 tot 40 druivensoorten écht mee in de wijnbusiness, waaronder Chardonnay, Sauvignon Blanc, Chenin Blanc of Riesling in wit en Cabernet Sauvignon, Merlot, Pinot Noir, Syrah en Grenache voor rood.
Maar stilaan sluipt er toch weer meer diversiteit in de wijnwereld. Een aantal druivenvariëteiten bleken bijvoorbeeld succesvolle migranten die vooral de voorbije 10 à 15 jaar veel internationale wijndrinkers verleidden. Denk maar aan Carmenère, ooit baas in Bordeaux maar outcast na de druifluisplaag, nu de (rode) smaakmaker in Chili. Of Malbec, die uit het Franse Zuidwesten stamt maar pas écht een tweede leven kreeg op Argentijnse bodem, zelfs in die mate dat er nu in Mendoza vaak geroepen wordt om minder Malbec aan te planten omdat zoveel andere blauwe variëteiten worden weggedrukt.
Nog zo’n voorbeeld: de renaissance van de Verdejo in de Spaanse appellatie Rueda. Ooit bijna totaal gerooid en interesse onder nul, kreeg deze variëteit een nieuwe opportuniteit toen de bodega Marquès de Riscal in 1972 een betaalbaar wit alternatief zocht voor de prijzige blanco’s uit de Rioja. Aanvankelijk verliep de herintroductie van de Verdejo nog schuchter, want hij werd vaak in combi’s gedwongen met Viura, of bleef de Sauvignon Blanc-appellatie beheersen, maar wie nu een Rueda ontkurkt heeft 90 procent kans dat het een monocépage Verdejo is.
Deze evolutie richting meer druivendiversiteit is dus zeker niet van recente datum, maar het is wel zo dat het proces het laatste decennium in een stroomversnelling is gekomen.
Sleutelvraag daarom: wat zijn de belangrijkste triggers die deze groeiende belangstelling (én vraag) stimuleren?
Een neus voor vroeger
In willekeurige volgorde zie ik 5 triggers.
Trigger 1: de invloed van flying wijnmakers.
Vooral in Zuid-Europa (en Latijns-Amerika) hebben veel van deze ‘vliegende wijnmakers’ zeker hun stempel gedrukt op soms ingeslapen appellaties en regio’s. Vaak werden ze ingehuurd om nieuwe technieken, inzichten en vinificatietechnieken te introduceren die soms haaks stonden op de generatieslange lokale traditie (‘Mijn opa deed het zo en hij verkocht toch ook zijn wijn?’). En alhoewel niet elke flying winemaker een vernieuwer bleek/blijkt, hebben de meeste toch een boontje voor autochtone druivenrassen waarvan zij als outsider beter het marktpotentieel konden inschatten.
Dit type streekvreemde wijnmaker heeft doorgaans ook oog voor de ‘old vines’, de percelen met oude, vaak verwaarloosde druivelaars die door de lokale wijnbouwers werden genegeerd omdat hun economisch rendement te laag ligt. Deze injectie van knowhow en een kijk-van-buitenuit op het lokale wijngebeuren heeft zeker ook een aantal tot dan toe kansloze inheemse variëteiten een tweede adem gegeven. En vooral: respect.
Trigger 2: globaal beter getrainde wijnmakers
De recente generatie oenologen en wijnmakers blijkt stukken universeler én hoger opgeleid dan haar voorgangers, die het soms hoofdzakelijk van hun buikgevoel en spontaan talent moesten hebben. De nieuwe wijnmakers hebben niet alleen een meer technische kennisbasis van druiven, microklimaten en terroirs, maar ook een bredere proefbasis.
Vaak hebben ze stages gelopen op twee of drie continenten en veel ver-van-hun-thuisbed-variëteiten geproefd. Ze wisselen ook veel vlotter dan vroeger ervaringen uit met hun collega’s, terwijl er vroeger angstvallig veel soloslim met werd gespeeld in wijnmiddens. Alles leek toen bedrijfsgeheim. En niet te vergeten: ze zijn ongetwijfeld ook de technologisch best omringde generatie wijnmakers in de geschiedenis. Ook dàt helpt soms lokale druivensoorten die anders héél lastig om te telen of te vinifiëren zijn toch uit te proberen en hopelijk te commercialiseren.
Trigger 3: de naar afwisseling snakkende wijndrinker
Alhoewel veel eindconsumenten de globetrottende druivensoorten à la Chardonnay, Sauvignon, Merlot of Cabernet nog altijd (terecht) waarderen, zijn velen tegenwoordig toch geregeld op zoek ‘naar eens iets anders’. Dat merk ik ook uit de vragen die in mijn mailbox belanden of tijdens publieke degustaties. De nieuwsgierigheid in het glas groeit. Net zoals consumenten stilaan ‘vergeten groenten’ zijn beginnen appreciëren, zoeken steeds meer flessenfans inderdaad naar ‘vergeten druivensoorten’ omdat ze nieuwe, opwindende aroma’s en smaken willen ontdekken.
Ik denk daarom dat het marktpotentieel voor deze inheemse druiven serieus is gegroeid. Natuurlijk is er altijd een categorie ‘kenners’ die van deze nieuwsgierigheid een partijtje blufpoker maakt. Op sommige sociale media zie ik ze vaak elkaar overbluffen met de meest extreme druivensoorten of smurfenkleine appellaties en domeinen met een productie van amper enkele honderden flessen, waaraan dan ook een navenant hoog prijskaartje bengelt. Want dat blijft natuurlijk een dubbele instapdrempel voor de gemiddelde wijnconsument: enerzijds het prijskaartje omdat ‘vergeten druiven’ vaak in zeer kleine volumes worden gebotteld, en anderzijds het toch niet te onderschatten soms té sterk afwijkend geur- en smaakprofiel van deze inheemse druiven.
Soms is het voor een niet ervaren wijnliefhebber, letterlijk, toch even slikken én wennen.
Trigger 4: Het aanbod van ‘verrassende’ wijnlanden met een apart druivenpatrimonium
Op dat vlak leven we in België wel in een luilekkerland, met een (deel van de) wijnhandel die vaak gaat speurneuzen in wijnlanden met een afwijkend casu quo origineel druivenareaal.
In een eerste golf heeft ons dat vooral herontdekte en geherwaardeerde druiven uit bijvoorbeeld Zuid-Europa opgeleverd, met name uit Portugal, Italië, Spanje en Griekenland. Malagouziá, Assyrtiko, Xinomavro, Limnio, Mavrotragano, Mavroudi of Moschofilero waren lang voor velen exotische namen, tot bleek dat ze tot de koplopers van de ruim 300 inheemse druivensoorten in Griekenland behoorden, vooral toen de eerste kwaliteitsflessen eindelijk in onze rekken belandden. En wie was tot voor kort vertrouwd met Italiaanse druiven als Zibibbo, Pecorino, Catarratto, Drupeggio of Nero di Troia?
Anno 2021 zien we echter een tweede golf in ons druivenaanbod: veel nieuwkomers zijn eigenlijk evergreens uit Oost-Europa en het voormalige Oostblok. Daar lopen inderdaad soms echte conciërges van bijna verdwenen druivenrassen rond, zoals Giorgi Natenadze in de regio Meskheti, zuidwestelijk Georgië. Tijdens de vier eeuwen Ottomaanse bezetting van het land werd immers de meeste aanplant doelbewust vernietigd, maar Giorgi zocht jarenlang naar ‘stokken’ van deze oude rassen, soms zelfs van ruim 100 jaar en ouder, verstopt in bossen. Zo (her)ontdekte hij 40 zeldzame in het wild groeiende variëteiten waarmee hij nu opnieuw aan de slag is gegaan. Zulke pioniers zullen we frequenter aantreffen in onze Belgische wijnhandel.
Trigger 5: de klimaatopwarming
De toenemende klimaatexcessen (droogte, waterstress, vorst, hagelstormen,…) zorgt er ook voor dat veel wijnbouwers op zoek gaan naar resistentere druivensoorten die tegen een extra stootje kunnen. Dikwijls botst men daarbij op bijna uitgestorven variëteiten die bijvoorbeeld vroeger heel dominant in de streek waren, maar door oorlogen of wingerdplagen grotendeels van het terroir verdwenen. Of ook uit economische overwegingen, omdat ze minder rendabel waren en lastiger te cultiveren (zoals in Champagne).
Oude ‘bekenden’ zullen dus de komende 10 jaar zeker overal opduiken om op zijn minst te toetsen of ze inderdaad beter aangepast zijn aan het grilliger klimaat.
Lees ook: