Hoewel voetbalfans veel belang hechten aan het leefmilieu, blijkt hun gedrag niet altijd even klimaatvriendelijk. Dat is de conclusie van een studie van wetenschappers aan het Institute of Management aan de Sant’Anna School of Advanced Studies in de Italiaanse stad Pisa, gebaseerd op interviews met meer dan 1.400 voetbalfans die wedstrijden in Italië en Zweden bijwoonden.
Het onderzoek maakt deel uit van het project Life Tackle, dat gericht is op de verbetering van het milieumanagement in de voetbalwereld.
Bewustzijn
‘De meeste voetbalfans zijn zich bewust van het belang van milieubescherming,’ zeggen de onderzoekers. ‘Ze vinden ook dat de voetbalindustrie zich meer zou moeten inzetten om de impact op het leefmilieu te verminderen, maar slechts weinigen vinden dat hun persoonlijk gedrag als supporter ecologisch een belangrijk verschil zou kunnen maken.’
De onderzoekers wijzen erop dat 75 procent van de ondervraagde fans zichzelf op milieuvlak goed geïnformeerd voelt. Ook toonde 90 procent zich voorstander van acties om het leefmilieu te beschermen, de opwarming van de aarde te bestrijden en de vervuiling te verminderen.
Bovendien wierp 86 procent van de ondervraagden op dat de voetbalindustrie zich voor milieubescherming zou moeten inzetten, waarbij de supporters ook aangaven dat ze meer tevreden zouden zijn als de voetbalwedstrijden die ze bijwoonden op het gebied van milieuvriendelijkheid betere scores zouden halen.
Maar wanneer concrete acties ter sprake komen, verandert de situatie. ‘Weinig supporters hebben een duidelijk inzicht in de ecologische impact die de sport heeft,’ stippen de onderzoekers aan.
‘Voor de fans dragen grote internationale organisaties zoals de Europese Commissie, de FIFA en de UEFA een bijzondere verantwoordelijkheid om het probleem aan te pakken en oplossingen aan te reiken. Voetbalclubs en stadioneigenaars, die de concrete uitvoering van de verschillende maatregelen voor hun rekening moeten nemen, worden minder streng bejegend.’
Verplaatsingen
Volgens 89 procent van de ondervraagden zouden de voetbalclubs hun ecologische voetafdruk vooral kunnen verminderen door de afvalproductie te beperken, terwijl 88 procent gewag maakt van minder plasticgebruik. Dezelfde fans beweren bereid te zijn om voedselverspilling tijdens de wedstrijden te beperken, hun afval in te zamelen en te recycleren en zelfs biologisch afbreekbare bekers en borden te kopen.
Zelden wordt echter gewezen op het energieverbruik voor de stadionverlichting, de irrigatie van het terrein en het transport van honderdduizenden supporters die elk jaar de wedstrijden bijwonen. Dat zijn nochtans de factoren die de grootste impact op het leefmilieu hebben.
Vooral de verplaatsingen naar de wedstrijden blijken bij weinig supporters ecologische vragen op te roepen. Het onderzoek toonde aan dat 64 procent van de ondervraagden aangaf bereid te zijn om met de fiets of het openbaar vervoer naar het stadion te komen. Er was echter ook een groep van 20 procent die deze opties afwees. In realiteit blijkt bijna 66 procent van de ondervraagden altijd op de auto beroep te doen om zich naar het stadion te begeven.
De terughoudendheid tegenover de fiets wordt vooral verklaard door een angst dat hun rijwiel aan het stadion zou worden gestolen. Ook wordt vaak gewezen naar gevaarlijke verkeerssituaties. ‘De bouw van fietsenrekken, videobewaking en verbeterde fietspaden zouden hier mogelijk voor een verandering kunnen zorgen,’ zeggen de onderzoekers.
Het rapport toont echter dat 48,4 procent van de respondenten van mening is dat een persoonlijke gedragswijziging het leefmilieu weinig baat zou bijbrengen. Daarnaast merkt 60,7 procent op dat de verschillende maatregelen en initiatieven zonder een collectieve aanpak weinig resultaten zullen opleveren.
De onderzoekers wijzen verder op een sterk gebrek aan communicatie bij de verschillende partijen. ‘Clubs en stadionmanagers in het bijzonder zouden meer moeten doen om hun rol in de transformatie van de voetbalsport zichtbaarder te maken en fans eraan te herinneren dat elke actie ten gunste van het milieu cruciaal blijft,’ staat in het rapport.