In sommige hoeken wordt dat bizar genoeg nog altijd ontkend, maar onze overheidsfinanciën zijn er slecht aan toe. De nieuwe Arizona-regering plant maatregelen om het begrotingstekort terug te dringen. Die waren de voorbije weken al de aanleiding tot heel wat protest (met o.m. de negen dagen treinstaking die nog bezig is). De realiteit is evenwel dat de geplande inspanningen van de nieuwe regering nog lang niet ver genoeg gaan. De komende jaren zullen nog extra inspanningen nodig zijn.
Dramatische overheidsfinanciën
Een aantal vaststellingen over de toestand van onze overheidsfinanciën die duidelijk zouden moeten maken hoe ernstig de situatie is:
We zitten vandaag met een te groot tekort
Voor 2025 liggen we op koers voor een begrotingstekort van 4,8 procent van het bbp, of 30 miljard euro. Volgens simulaties van de Nationale Bank zou dat zonder ingrepen binnen 10 jaar oplopen tot 7,6 procent van het bbp (48 miljard in euro’s van vandaag). In zo’n scenario zou de overheidsschuld de komende jaren systematisch verder oplopen, tot bijna 140 procent van het bbp binnen 10 jaar (waarmee we de eerdere schuldpiek van 138 procent in de jaren 90 zouden overstijgen).
We verwaarlozen belangrijke kerntaken
De onderliggende situatie van onze overheidsfinanciën is nog erger: we zitten met die dramatische cijfers terwijl we twee absolute kerntaken van de overheid, defensie en infrastructuur, al decennialang verwaarlozen. In de saneringsoperaties van de jaren 80 werd fors bespaard op defensie en overheidsinvesteringen, en dat werd later nooit meer gecorrigeerd. Ondertussen zou duidelijk moeten zijn dat dat niet langer vol te houden is.
We hebben meer geld nodig voor defensie
België besteedt vandaag 1,3 procent van het bbp aan defensie, bij de laagste van alle NAVO-landen en ver onder de NAVO-doelstelling van 2 procent. Onder druk van Trump en de geopolitieke omstandigheden moeten de defensie-uitgaven op korte termijn naar 2 procent van het bbp, wat een dikke 4 miljard extra op jaarbasis vereist. Maar de NAVO-doelstelling wordt zo goed als zeker opgetrokken, waardoor we op middellange termijn allicht naar 3 procent van het bbp moeten. Dat impliceert nog eens een dikke 6 miljard (in euro’s van vandaag) extra op jaarbasis. Er wordt nu nagedacht over boekhoudkundige trucs (bijvoorbeeld om die extra defensie-uitgaven buiten budget te laten), maar dat neemt niet weg dat we die extra middelen nog altijd ergens moeten vinden.

We moeten dringend meer investeren
Belgische overheden investeerden de voorbije 30 jaar gemiddeld 2,4 procent van het bbp per jaar, het laagste van Europa. In de buurlanden was dat 3,5 procent per jaar, in Zweden zelfs 4,6 procent per jaar. Dat betekent dat de Belgische overheden de voorbije 30 jaar jaarlijks 12,5 miljard in euro’s van vandaag meer hadden moeten investeren in allerlei infrastructuur om op hetzelfde investeringsniveau als Zweden, een land met een gelijkaardig overheidsbeslag als België, uit te komen. Door die decennialange onderinvesteringen is de publieke infrastructuur in ons land vandaag bij de laagste van Europa. Dat is extra pijnlijk gezien we wel bij de hoogste overheidsuitgaven van Europa hebben. Productieve overheidsinvesteringen zijn nochtans één van de krachtigste beleidshefbomen om de productiviteit en de welvaartscreatie te versterken. De komende jaren zouden onze overheden fors meer moeten investeren, onder meer in digitalisering, duurzaamheid, mobiliteit, energie…

Naar een tekort van 10 procent van het bbp
Als onze overheden de komende 10 jaar de kerntaken defensie en infrastructuur een beetje ernstig wil invullen, dan moeten de uitgaven voor beide fors opgetrokken worden. Zonder compenserende maatregelen zou het begrotingstekort dan naar 10 procent van het bbp gaan (meer dan 60 miljard in euro’s van vandaag). En die ontsporing zit volledig aan de kant van de overheidsuitgaven. Die uitgaven zouden dan naar meer dan 60 procent van het bbp gaan, veruit de hoogste onder de industrielanden.
Niets doen is geen optie
Niets doen is dus duidelijk geen optie, want dan ontsporen onze overheidsfinanciën de komende jaren volledig. Dat betekent dat we geen buffers hebben voor nieuwe crisissen en dat we op een bepaald moment onder druk zullen komen van de financiële markten. Moeilijk te zeggen wanneer die druk precies komt, maar op het moment dat die komt, zullen we gedwongen worden om zeer drastisch in te grijpen. Zo’n doemscenario kunnen we best proberen te vermijden.
Tegen die achtergrond plant de nieuwe regering maatregelen om de overheidsfinanciën op te kuisen, door onder meer een aantal uitwassen aan te pakken zoals onbeperkte werkloosheidsuitkeringen, vervroegde uittredingsmogelijkheden uit de arbeidsmarkt, de veel genereuzer pensioenberekening voor ambtenaren. Dat is geen sociale afbraak, maar eerder een kwestie van de welvaartsstaat proberen bestand te maken tegen de budgettaire uitdagingen die op ons afkomen.
Dat we zonder ingrijpen op weg zijn naar een tekort van 10 procent van het bbp illustreert de omvang van de uitdaging waar we voor staan. De inspanningen die de nieuwe regering plant, gaan nog lang niet ver genoeg, en houden bovendien nog geen rekening met de extra middelen die nodig zullen zijn voor defensie en investeringen. Dit is eigenlijk nog maar het begin. De komende jaren, en ook de volgende legislatuur, zullen verdere inspanningen nodig zijn. Het protest tegen de budgettaire Arizonaplannen is dan ook misplaatst. De realiteit is dat er veel zwaardere inspanningen nodig zullen zijn.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van België kan beter.