Ondanks de stevige groeivertraging houdt de arbeidsmarkt redelijk goed stand. Een zware correctie zit er niet aan te komen. Dat impliceert dat ook de krapte op de arbeidsmarkt acuut zal blijven. Meer nog, die krapte dreigt de komende decennia alleen maar te verergeren, en wordt allicht de belangrijkste hindernis voor onze economische groei.
De stevige groeivertraging van de voorbije kwartalen, de economie vertraagde van een groeitempo van 2,2 procent op jaarbasis aan het begin van 2022 tot amper 0,4 procent aan het einde van het jaar, laat zich ook voelen op de arbeidsmarkt. De uitzendactiviteit viel ondertussen met 13 procent terug sinds de piek eind 2021 en ook het aantal vacatures nam al met 10 procent af. Dat is vooral een vertraging na een uitzonderlijk sterke periode op de arbeidsmarkt: in 2021 en 2022 kwamen er in België in totaal 185.000 extra werkenden bij. Dat tempo van jobcreatie was sowieso niet vol te houden. Volgens de jongste vooruitzichten van het Planbureau zou de jobcreatie dit en de volgende jaren uitkomen op (netto) zo’n 40.000 per jaar. Een zware correctie op de arbeidsmarkt blijft in het huidige klimaat erg onwaarschijnlijk. Dat impliceert meteen ook dat de krapte op de arbeidsmarkt, de voorbije jaren één van de belangrijkste bezorgdheden van de Vlaamse ondernemers, ook de komende jaren acuut zal blijven.
Aanhoudende krapte
De demografische trend in Vlaanderen suggereert dat de krapte op de arbeidsmarkt de komende twintig jaar alleen nog maar zal verergeren. In de vijftien jaar voor corona kwamen er in Vlaanderen (netto) zo’n 500.000 jobs bij. In die periode nam het aantal mensen op actieve leeftijd, de 20- tot 64-jarigen (of ook, de mensen die kunnen werken), met een kleine 250.000 toe. Zowat de helft van de extra jobs kon dus ingevuld worden door de extra mensen op de arbeidsmarkt. De andere helft werd ingevuld door werkzoekenden die aan het werk gingen en inactieven die terugkeerden naar de arbeidsmarkt.
Voor de komende vijftien jaar ziet het demografische plaatje er anders uit. Het aantal mensen op actieve leeftijd zal in die periode min of meer stagneren. Als we in Vlaanderen dus een gelijkaardige economische groei willen realiseren met opnieuw 500.000 extra mensen aan het werk, dan wordt dat lastig. De werkloosheidsgraad is in Vlaanderen ondertussen ook teruggezakt tot 3,2 procent, wat impliceert dat er niet heel veel marge meer is om werkzoekenden in te schakelen. De toekomstige extra jobs moeten dan vooral ingevuld worden door inactieven of door economische migratie, maar dat wordt niet evident. Daarnaast blijven er natuurlijk ook nog veel werkzoekenden in Brussel en Wallonië (met respectievelijke werkloosheid van 11,5 procent en 8,4 procent) die uiteraard in Vlaanderen kunnen komen werken, maar ook dat verloopt al jaren uiterst moeizaam.
Het echte verschil moet allicht gemaakt worden door automatisering en digitalisering, door via investeringen groei te kunnen realiseren met minder extra mensen. Allicht ligt vooral daar de ‘oplossing’ voor de krapte op de arbeidsmarkt.
Moeilijke activering
Voor een werkzaamheidsgraad van 80 procent op Belgisch niveau zouden zo’n 540.000 extra mensen aan het werk moeten zijn. In 2022 waren er in België zo’n 270.000 actieve werkzoekenden. Dus zelfs mochten we alle werkzoekenden aan het werk krijgen (wat op zich al niet realistisch is), dan raken we nog maar halverwege naar de 80 procent-doelstelling. De grootste en de sterkst toenemende groep inactieven (dit zijn niet-werkenden die ook niet actief op zoek zijn naar werk) in elk van de drie regio’s zijn de arbeidsongeschikten. In 2022 waren er op Belgisch niveau 440.000 mensen op actieve leeftijd arbeidsongeschikt. Dat zijn er 130.000 meer dan tien jaar geleden. Maar, net als met de meeste indicatoren van de arbeidsmarkt zijn er ook daar opmerkelijke regionale verschillen. Terwijl het aantal arbeidsongeschikten de voorbije tien jaar in Vlaanderen met 20 procent toenam, was er een stijging met 50 procent in Brussel en zelfs met 80 procent in Wallonië.
Dat soort moeilijk te verklaren verschillen doet op z’n minst vermoeden dat er meer aan de hand is dan louter objectief vast te stellen arbeidsongeschiktheid. In elk geval zal elke ernstige inspanning om de werkzaamheidsgraad naar 80 procent te tillen ook moeten focussen op die arbeidsongeschiktheid, ook in Vlaanderen. Dat impliceert strakkere controles, betere opvolging en begeleiding en meer mogelijkheden om werken te combineren met een uitkering zodat ook een gedeeltelijke terugkeer naar de arbeidsmarkt een realistische optie wordt. Hoe dan ook zal die activering niet evident zijn.
Hindernis voor groei
Doorheen de crisissen van de voorbije jaren zijn moeilijkheden om geschikt personeel te vinden al langer een belangrijke structurele uitdaging voor de Vlaamse ondernemers. De demografische vooruitzichten geven aan dat die krapte op de arbeidsmarkt de komende decennia alleen maar zal verergeren. Dat dreigt in Vlaanderen de belangrijkste hindernis voor groei, en dus voor welvaartscreatie, te worden.
Tegen die achtergrond moeten onze overheden volop inzetten op activering om de onbenutte arbeidsreserve die in Vlaanderen en zeker op Belgisch niveau nog aanwezig is aan het werk te krijgen. Dat beleid kan niet enkel focussen op werkzoekenden, maar moet alle niet-werkenden bereiken. Concreet betekent dat ook arbeidsongeschikten op z’n minst gedeeltelijk terug inschakelen, ouderen langer aan het werk houden, veel meer inzetten op opleiding voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, economische migratie vlotter maken… Daarnaast moeten bedrijven doorzetten met de digitalisering om meer groei met minder mensen mogelijk te maken. Zonder dat soort ingrepen zal de krapte op de arbeidsmarkt de komende jaren zwaar wegen op onze groeimogelijkheden.
Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten.