Deze Zwitserse waterbatterij kan evenveel energie opslaan als 400.000 elektrische-autobatterijen

Een waterbatterij met een opslagcapaciteit van maar liefst 20 miljoen kilowattuur (kWh), is nu klaar om in gebruik te worden genomen. Het duurde maar liefst 14 jaar om het project van 2 miljard euro te bouwen in de Zwitserse Alpen. Maar wat is een waterbatterij nu juist?

Een waterbatterij, ofwel een spaarbekkencentrale, is een manier om energie op te slaan door op vernuftige wijze de zwaartekracht te gebruiken. Ze bestaat eigenlijk uit twee waterbekkens die zich op verschillende hoogtes bevinden. Wanneer er een surplus aan energie is, wordt water uit het laagste bekken omhoog gepompt naar het hoogste. Zo laadt men in feite de batterij op. 

Wanneer die energie dan nodig is, wordt het water terug naar beneden geloosd. Daarbij wordt een turbine aangedreven, waardoor hydro-elektrische energie wordt opgewekt. De technologie zou vooral handig zijn om surplussen op te slaan die worden gegenereerd door bijvoorbeeld zonnepanelen wanneer het heel zonnig is, zodat die energie kan worden benut wanneer er een energietekort is.

Bewezen technologie

Spaarbekkencentrales zouden tegenover traditionele batterijen een aantal voordelen genieten: ze zouden bijvoorbeeld geen zeldzame en vervuilende metalen als nikkel, kobalt en lithium vereisen, waardoor ze een milieuvriendelijker alternatief zouden zijn.

De technologie heeft zichzelf bovendien al lang bewezen: de Verenigde Staten (VS) gebruiken al waterbatterijen sinds de jaren 1930. Zwitserland zelf gebruikt ook al decennialang spaarbekkencentrales: waterkrachtenergie is in het land goed voor meer dan de helft van de energieproductie.

Er zijn echter ook een paar nadelen verbonden aan spaarbekkencentrales. Eerst en vooral zijn ze niet even efficiënt als ‘traditionele’ batterijen. Ze kunnen namelijk maar 70 tot 80 procent van de opgeslagen energie recupereren. Ook duurt het lang om een centrale te bouwen, waarbij de kosten wel eens hoog kunnen oplopen.

Monsterproject van 2 miljard euro

Dat laatste blijkt uit het prijskaartje van de jongste centrale in Zwitserland. Het project, de Nant de Drance waterkrachtcentrale, kostte maar liefst 2 miljard euro en bleek een enorme uitdaging voor de ingenieurs die het ontworpen. Om de batterij te bouwen, moesten zij zo’n 18 kilometer aan tunnels door de Zwitserse Alpen boren. 

Door middel van die tunnels konden de arbeiders vervolgens bouwmaterialen en geprefabriceerde bouwwerken tot een diepte van zo’n 600 meter onder de Zwitserse bergen verplaatsen. Daar bouwden zij de krachtcentrale zelf. De machinekamer daarvan is maar liefst 200 meter lang en 32 meter breed. 

Het gevaarte bevindt zich tussen de waterreservoirs Lac d’Emosson en Lac du Vieux Emosson in Valais. Dat zijn twee bekkens die gevormd werden in respectievelijk 1974 en 1955, nadat toen twee dammen werden gebouwd. Om ervoor te zorgen dat de opslagcapaciteit van de spaarbekkencentrale groter werd, werd de dam van Vieux Emosson nog eens met 20 meter verhoogd.

Nu al dat werk gedaan is, kan de centrale aan de slag. Er wordt verwacht dat ze op maximale capaciteit tot 900.000 huizen van stroom zal kunnen voorzien. Op die manier heeft Zwitserland weer een belangrijke stap genomen om zich in te dekken tegen de Europese energiecrisis.

(jvdh)

Meer